Zinsleer, werkwoord
Coniunctivus
In het Grieks komt να + coniunctivus in het
algemeen voor waar het Nederlands een infinitivusconstructie
gebruikt, na:
- modale werkwoorden (werkwoorden die een
noodzakelijkheid, waarschijnlijkheid, mogelijkheid, wenselijkheid of
verplichting aanduiden)
- werkwoorden die een wens of verlangen uitdrukken
- aspectuele
werkwoorden
- werkwoorden van
zintuigelijke waarneming
- werkwoorden van
aangeleerde vaardigheid, gewoonte, hoedanigheid.
Na modale werkwoorden en werkwoorden die een wens of verlangen uitdrukken, wordt de coniunctivus meestal en na de andere altijd gebruikt.
Nb. Na aspectuele werkwoorden, werkwoorden van zintuigelijke waarneming en van aangeleerde vaardigheid, gewoonte en hoedanigheid volgt altijd een coniunctivus van de eerste stam.
De constructie να + coniunctivus wordt overigens niet alleen gebruikt in het geval dat het Nederlands een infinitivus-constructie gebruikt, maar ook in geval van het Nederlandse voegwoord 'dat'.
Coniunctivus na modale werkwoorden en werkwoorden die een wens of verlangen uitdrukken
Modale werkwoorden') zijn: θέλω (willen),
μπορώ (persoonlijk:
kunnen, mogen),
μπορεί (onpersoonlijk:
het is mogelijk),
πρέπει (onpersoonlijk:
moeten).
Onder de werkwoorden die een wens of verlangen
uitdrukken worden ook begrepen de werkwoorden die een poging,
prestatie ed. uitdrukken.
μπορείτε να το βρείτε; | kunt u het vinden? | modaal | inf | 2e st |
τι θέλετε να αγοράσετε; | wat wilt u kopen? | modaal | inf | 2e st |
θέλω να αρχίσω. | ik wil beginnen. | modaal | inf | 2e st |
δεν μπορώ να σας το δείξω. | ik kan het u niet tonen. | modaal | inf | 2e st |
προσπαθεί να με ξεχασει. | hij probeert me te vergeten. | wens | inf | 2e st |
τα καταφέρει να την πείσει. | hij krijgt het voor elkaar haar te overtuigen. | wens | inf | 2e st |
πρέπει να φύγει. | hij moet weggaan. | modaal | inf | 2e st |
πρέπει να φεύγει κάθε μέρα στις οχτώ. | hij moet elke dag om 8 uur weg. | modaal | inf | 1e st |
δεν τολμάει να πηδήξει. | hij durft niet te springen. | wens | inf | 2e st |
θέλω να το δείξεις στον καθηγητή σου. | ik wil dat je het aan je leraar toont. | modaal | dat | 2e st |
καλύτερα να φύγεις τώρα. | het is beter dat je nu weggaat. | modaal | dat | 2e st |
προτιμάει να μείνουμε. | hij wil liever dat we blijven. | wens | dat | 2e st |
μπορεί/είναι δυνατό/αδύνατο να είναι στο γραφείο του. | het kan/is mogelijk/onmogelijk dat hij op (zijn) kantoor is. | modaal | dat | 2e st |
δεν μπορεί παρά να είναι ακόμη στο γραφείο. | het kan niet anders dan dat hij nog op kantoor is. | modaal | dat | 2e st |
είναι πιθανό/απίθανο να 'ρθει. | het is waarschijnlijk/onwaarschijnlijk dat hij komt. | modaal | dat | 2e st |
σε παρακαλώ να φύγεις. | ik verzoek je weg te gaan. | wens | inf | 2e st |
είπε στα παιδιά να έρθουν | hij beval de kinderen te komen. | wens | inf | 2e st |
Nb. In de infinitivus-constructie in het Nederlands is het impliciete onderwerp van de beknopte bijzin die de infinitivus bevat, wel vaak maar niet altijd hetzelfde als het onderwerp van de hoofdzin. Zie de laatste twee zinnen.
Nb. Het Nederlandse koppelwerkwoord 'moeten' wordt in het Grieks weergegeven met het onpersoonlijk werkwoord πρέπει (het moet dat...).
De ontkenning (δε(ν) of μη(ν)) staat in dit soort zinnen met να (in tegenstelling met Nederlandse gebruik) over het algemeen in de hoofdzin.
δε θέλει να σας το γράψει. | ze wil het u niet schrijven. |
δεν πρέπει να το πιστέψουν. | ze moeten het niet geloven. |
δεν μπορεί κανείς να το ξεχάσει. | men kan het niet vergeten. |
Alleen wanneer de ontkenning nadruk heeft, komt ze in de bijzin:
θέλω να μην το πεις. | ik wil dat je het níet zegt. |
πρέπει να μην το γράψετε. | u moet het juist niet schrijven. |
Nb. De vormen van het zwakke persoonlijk voornaamwoord komen tussen να en de coniunctivus te staan. Tussen να (μην) en de coniunctivus kunnen geen andere bepalingen staan.
Nb. Het gaat hier om het 'modale werkwoord' (vormleer) en nog niet zozeer om de 'modale betekenis' (betekenisleer).