Zinsleer, werkwoord
Futurum, toekomende tijd
De toekomende tijd van de 1e stam wordt gebruikt voor een in de toekomst
aan de gang zijnde of geregeld te herhalen handeling of gebeurtenis.
De toekomende tijd van de 2e stam wordt gebruikt voor een éénmalige
handeling of gebeurtenis in de toekomst.
θα πληρώνετε 800 ευρώ το μήνα. | u zult 800 euro per maand betalen. |
την άλλη Κυριακή θα πάμε να δούμε τους γονείς μου. | volgende zondag gaan we op bezoek bij mijn ouders. |
αύριο θα σηκωθεί στις εξήμισι. | morgen staat hij om half zeven op. |
In vraagzinnen, voornamelijk in de 1e persoon enkelvoud en meervoud gebruikt het Nederlands 'zullen' of 'moeten' om een onzekerheid of twijfel uit te drukken. In het Grieks kan dan geen θα, maar alleen να gebruikt worden:
πού να πάμε; | waar zullen we (nu eens) naartoe gaan? |
τι να πληρώσω; | wat zal/moet ik betalen? |
πώς να σου το εξηγήσω; | hoe moet/zal ik je dat uitleggen? |
να το κάνω ή να μην το κάνω; | zal/moet ik het doen of niet? |
Nb. Het Grieks is preciezer in het gebruik van de toekomende tijd dan het Nederlands.
In een bijzin met να is dat niet zichtbaar omdat één van de specifieke betekenissen van να (+ coniunctivus2) nu juist is om een toekomende tijd weer te geven.
In een een hoofdzin of een bijzin met bijvoorbeeld ότι wordt dat wel zichtbaar:
ελπίζουμε ότι δεν θα γίνει στο περιβάλλον μας. | we hopen dat dat in onze buurt niet gebeurt. |
Nb. Anderzijds kan het Grieks een toekomende tijd in bepaalde gevallen ook goed zonder θα weergeven:
σε μισή ώρα φτάνουμε - we zijn er in een half uur / we zullen er in een half uurtje zijn.
φεύγετε αύριο; - gaan jullie morgen weg?
Nb. Na ας, μη, να, πριν en πρότου kan geen θα volgen.
Zie ook:
- Het partikel
θα;
- Hoofdzin
ingeleid door het partikel θα.