Zinsleer, werkwoord, eerste stam - tweede stam
Het gebruik van de werkwoordsvormen die wijs, tijd en persoon
bepalen, wordt in allesoverheersende mate bepaald door het
aspect.
Het aspect van het werkwoord geeft aan of het gaat om
1) een herhaalde handeling (telkens, steeds, elke dag etc.), een voortdurende
of algemeen geldige handeling, of om
2) een handeling die als een afgerond geheel wordt beschouwd,
ongeachte de duur of het aantal keren dat de handeling plaats
vond.
In het eerste geval wordt de eerste stam (praesens-stam)
gebruikt, in het tweede geval de tweede stam (aoristus-stam).
Het begrip 'handeling' dient ruimhartig opgevat te worden.
Het gaat daarbij steeds om het gezichtspunt van de spreker.
In de tegenwoordige tijd zijn er geen aparte vormen voor de
twee vormen van het aspect. Dat is misschien niet zo
verwonderlijk omdat de beschrijving van het heden uit de aard
van de zaak al een beschrijving is van een voortdurende
handeling.
In de (onvoltooid) verleden tijd is het verschil tussen de twee
vormen het meest voelbaar: de paratatikos en de aoristos.
Ook in de aanvoegende wijs (coniunctivus in de bijzin),
toekomende tijd (futurum) en gebiedende wijs (imperativus) dient
men zich steeds van het verschil bewust te zijn.
herhaalde handeling | ||
teg.tijd | elke ochtend poets ik mijn tanden. | |
verl.tijd | vroeger ging ik elke dag naar school. | |
toek.tijd | ik zal nooit meer te laat komen. | |
beknopte bijzin | naar huis fietsend, neem ik altijd dezelfde route. | |
voortdurende handeling | ||
teg.tijd | ik zit te lezen. | |
verl.tijd | gisteren heb ik de hele ochtend zitten lezen. | |
toek.tijd | op vakantie ga ik de hele dag vissen | |
bijzin | terwijl ik naar huis reed, ben ik in slaap gevallen | |
afgeronde eenmalige handeling | ||
teg.tijd | - | |
verl.tijd | ik heb koffie gezet. | |
toek.tijd | als je thuis komt, heb ik koffie gezet. | |
bijzin | toen ik thuis was, ben ik in slaap gevallen. | |
afgeronde herhaalde of voortdurende handeling | ||
teg.tijd | - | |
verl.tijd | ik ben elke dag naar school geweest. | |
toek.tijd | ik zal veel gaan sporten. | |
beknopte bijzin | afgestudeerd zijnde heb je kans op een betere toekomst. |
De volgende namen hanteert men als aanduiding van de twee aspecten:
ενεστωτικό θέμα | 1e stam, praesens-stam | αόριστο θέμα ') | 2e stam, aoristos-stam |
συνέχεια | voortzetting, continuïteit | ||
επανάληψη | herhaling | ||
διαρκεία | (lange) duur | στιγμιαίος | kortstondig |
συνοπτικός | beknopt | μη συνοπτικός | |
συνήθεια | gewoonte | ||
duratief |
') Pas op. Het woord αόριστος heeft hier een andere betekenis dan als aanduiding van de verleden tijd.
Voorbeelden
1e stam | teg.tijd | voortdurend | διαβάζω. | ik lees. | |
verl.tijd | voortdurend | παρατατικός | μελετούσα όλο το πρωί. | ik heb de hele ochtend gestudeerd. | |
toek.tijd | herhaald | θα πληρώνετε 800 ευρώ το μήνα. | u zult 800 euro per maand betalen. | ||
2e stam | teg.tijd | - | |||
verl.tijd | afgerond | aoristos | κουράστηκα πολύ σήμερα. | ik ben vandaag erg moe geworden. | |
toek,tijd | eenmalig | αύριο θα σηκωθεί στις εξήμισι. | morgen staat hij om half zeven op. |
De tegenwoordige tijd kent geen 2e stam. Dat is logisch: het
heden is voortdurend en niet afgerond. Διαβάζω kan dus evenzeer
vertaald worden als 'ik zit te lezen'.
Anders gezegd: in de Nederlandse constructie 'ik zit te ...',
'ik loop te ...', 'ik sta te ...' , 'ik ben aan het ...' etc. is
het niet nodig de werkwoorden zitten, lopen, staan etc. te
vertalen. De 1e stam geeft deze betekenis reeds voldoende weer.
Indien niet uit de context blijkt of het om zitten, lopen, staan
of iets dergelijks gaat, zal het Grieks kiezen voor: κάθομαι και
διαβάζω.
In een aantal gevallen is uit het werkwoord van de hoofdzin
af te leiden of er in de bijzin een 1e of 2e stam gebruikt moet
worden.
De betekenis van het werkwoord in de hoofdzin (σημασία) houdt al
in dat het om een eenmalige (afgeronde) danwel voorturende
handeling in de bijzin gaat.
Werkwoorden die de mening van de spreker weergeven.
Bijvoorbeeld: θέλω (willen), μπορώ (kunnen, mogen).
Na deze werkwoorden volgt een bijzin met als voegwoord να.Het werkwoord in de bijzin staat in de coniunctivus van de 2e stam.
μπορείτε να το βρείτε; | kunt u het vinden? |
Werkwoorden die het begin, het voortduren of het einde van een handeling weergeven.
Bijvoorbeeld: αρχίζω (beginnen met), συνεχίζω (doorgaan met), σταματάω (ophouden met)
Na deze werkwoorden volgt een bijzin met als voegwoord να.Het werkwoord in de bijzin staat in de coniunctivus van de 1e stam.
αρχίζει να διαβάζει. | hij begint te lezen. |
Werkwoorden van zintuigelijke waarneming
Bijvoorbeeld: βλέπω (zien), ακούω (horen), νιώθω (voelen)
Na deze werkwoorden volgt een bijzin met als voegwoord να.Het werkwoord in de bijzin staat in de coniunctivus van de 1e stam.
την ακούμε να μιλάει ελληνικά. | we horen haar Grieks praten. |
Werkwoorden die een aangeleerde vaardigheid, gewoonte of hoedanigheid aanduiden.
Bijvoorbeeld: ξέρω (kunnen, geleerd hebben), μαθαίνω (leren), συνηθίζω (gewend zijn)
Na deze werkwoorden volgt een bijzin met als voegwoord να.Het werkwoord in de bijzin staat in de coniunctivus van de 1e stam.
ξέρουν να γράφουν. | ze kunnen (goed) schrijven. |
Nb. Indien in de bijzin een coniunctivus van de 1e stam de aangewezen vorm is, is dat vaak ook niet onlogisch. Het gaat dan om een situatie of vaardigheid die voortduurt.