Bijzinnen in het Nederlands
Door middel van voegwoorden, (betrekkelijke en vragende) voornaamwoorden en (vragende) bijwoorden kunnen zinnen gecombineerd worden.
Een combinatie van enkelvoudige zinnen heet een samengestelde zin.
De voegwoorden vallen uiteen in nevenschikkende voegwoorden en onderschikkende voegwoorden.
zin 1 | zin 2 | samengestelde zin | |
Jan leest graag. | Piet fietst veel. | Jan leest graag en Piet fietst veel. | nevenschikkend |
het regent. | ik neem mijn paraplu mee. | omdat het regent, neem ik mijn paraplu mee. | onderschikkend |
Onderschikkende voegwoorden voegen twee enkelvoudige zinnen samen tot een zin waarvan het ene deel de hoofdzin en het andere deel, dat ingeleid wordt door het voegwoord, de bijzin heet.
Een bijzin kan ook ingeleid worden door een betrekkelijk voornaamwoord. Een dergelijke bijzin wordt een bijvoeglijke oftewel betrekkelijke bijzin genoemd. 1)
ik lees het boek dat jij me gaf. |
De bijzin kan ook een vorm aannemen waarbij in de hoofdzin niet meer een antecedent staat maar waarbij de bijzin in zijn geheel de rol in de hoofdzin gaat spelen van het achterwege gelaten antecedent.
ik lees wat jij me gaf. |
De bijzin is nu een complementszin geworden. De bijzin vormt namelijk een onmisbare aanvulling van de hoofdzin. De bijzin kan vervangen worden door 'het boek': ik lees het boek.
Omdat 'het boek' het lijdend voorwerp is in de hoofdzin, wordt de bijzin 'wat jij me gaf' een lijdendvoorwerpszin genoemd. Op vergelijkbare wijze kan een complementszin elk zinsdeel in de hoofdzin vervangen. Zo ontstaat bijvoorbeeld een onderwerpszin, meewerkendvoorwerpszin en dergelijke.
Indien op deze wijze een bijwoordelijke bepaling wordt vervangen, ontstaat een bijwoordelijke bepalingszin die kortweg een bijwoordelijke bijzin wordt genoemd. Op deze wijze zijn we terug bij de bijzin die ingeleid wordt door een onderschikkend voegwoord.
toen het droog was, ging ik op pad. | 's middags ging ik op pad. |
Kortweg: als er in een zin twee vervoegde werkwoordsvormen zijn, dan er sprake is van een hoofdzin en een bijzin.
De belangrijkste sooorten zijn dus:
- bijvoeglijke ofwel betrekkelijke bijzinnen 1)
ik lees het boek dat jij me gaf. |
- complementszinnen, waaronder een indirecte vraag en een bijzin van de indirecte rede
ik zal nooit vergeten wat hij voor me heeft gedaan. | complementszin |
hij vraagt of je morgen langs komt. | indirecte vraag |
hij zegt dat hij niet kan komen. | indirecte rede |
'dat hij niet kan komen' resp. 'of je morgen langs komt' is een lijdend voorwerpszin. Immers, als deze bijzin vervangen wordt door bijvoorbeeld het woord 'niets' dan ontstaat de zin 'hij zei niets' resp. 'hij vraagt niets', waarin 'niets' het lijdend voorwerp is. En dus is dit een speciaal geval van een complementszin.
omdat het regent, neem ik een paraplu mee. |
Bijvoeglijke oftewel betrekkelijke bijzinnen vormen een
toelichting op een woord of woordgroep die vaak ook met een
bijvoeglijke bepaling had kunnen worden gegeven.
Betrekkelijke bijzinnen vallen uiteen in betrekkelijke bijzinnen met
antecedent en bijzinnen met ingesloten antecedent.
Complementszinnen nemen als bijzin in zijn geheel de rol over van een zinsdeel, meestal het onderwerp of lijdend voorwerp.
Bijwoordelijke bijzinnen vervullen in de zin dezelfde rol als een bijwoordelijke bepaling.
Bijwoordelijke bijzinnen vallen uiteen in:
- temporele bijzin,
bijzin van tijd
toen het droog was, ging ik op pad. |
- causale bijzin, bijzin van reden en oorzaak
omdat het regent, neem ik een paraplu mee. |
- conditionele bijzin, voorwaardelijke bijzin
als jij ook mee gaat, hebben we twee paraplu's nodig. 2) |
- finale bijzin, bijzin van doel
ik neem mijn paraplu mee, om niet nat te worden. ik neem mijn paraplu mee, opdat ik niet nat word. |
- consecutieve bijzin, gevolgaanduidende bijzin
er lag 's morgens nog veel sneeuw, zodat velen te laat op hun werk kwamen. |
- concessieve bijzin, toegevende bijzin
ook al regent het, neem ik een paraplu mee |
- bijzin van plaats
hij bleef liggen waar hij viel. |
- bijzin van omstandigheid
terwijl zijn hoofd gloeide van de de koorts, bleef hij maar werken. |
- bijzin van beperking
voor zover ik haar ken, lijkt ze me wel aardig. |
Nb. Er zijn verschillende soorten bijzinnen die niet ingeleid
worden door een voegwoord:
eerlijk delen voorkomt ruzie. voor de auto te starten, keek hij het oliepeil na. |
hij zei: 'Ik ben je niet vergeten'. |
'ik ben je niet vergeten' is hier lijdend voorwerpszin. Immers, als deze bijzin vervangen wordt door bijvoorbeeld het woord 'niets' dan ontstaat de zin 'hij zei niets', waarin 'niets' het lijdend voorwerp is. En dus is dit een speciaal geval van een complementszin.
- beknopte bijzin
hij wil weggaan. |
Nb. Het Grieks kent dit soort beknopte bijzinnen niet.
- bijzin ingeleid door een tegenwoordig deelwoord
huilend om het verlies van zijn geliefde, ging hij heen. |
Nb. Het Grieks maakt veelvuldig gebruik van deze vorm, die dan in het Nederlands vaak met een bijwoordelijke bijzin wordt weergegeven.
1) Met de termen bijvoeglijke bijzin en betrekkelijke bijzin worden vaak dezelfde soort bijzinnen aangeduid.
Het verschil in naamgeving is erop gebaseerd dat een dergelijke bijzin dezelfde functie heeft als een bijvoeglijk naamwoord
en wordt ingeleid door een betrekkelijk voornaamwoord.
Vergelijk: 'deze man die oud is' met 'deze oude man':
In de eerste zin is 'die' het betrekkelijk voornaamwoord; in de tweede zin is 'oude' het bijvoeglijk naamwoord.
2) Het voegwoord 'als' wordt in het Nederlands gebruikt zonder dat we ons er rekenschap van geven of de betekenis 'indien' / 'onder de voorwaarde dat' danwel de betekenis 'wanneer' / 'op het moment dat' bedoeld wordt. Daar komt nog bij dat bij de betekenis 'wanneer' vaak ook een zekere gevoelswaarde van 'indien' aanwezig is. Het Grieks maakt een strikt onderscheid tussen deze betekenissen.
Nb. Kennis van de diverse sooorten bijzinnen is van belang omdat in het Grieks de betrekkelijke voornaamwoorden in principe verbogen worden overeenkomstig het woord waarop ze betrekking hebben (het antecedent), en omdat in een aantal gevallen de verbuiging van het werkwoord (tijd en stam) in de bijzin afhankelijk is van het soort bijzin.