Onbepaald voornaamwoord, het
Behalve als lidwoord
en
persoonlijk
voornaamwoord kan het woord 'het' in het Nederlands gebruikt
worden als
onbepaald voornaamwoord.
Andere onbepaalde voornaamwoorden zijn: men, iemand, iets, ieder,
alles, en diverse andere.
Het gebruik van 'het' in het Nederlands als lidwoord, komt in het
Grieks overeen met het gebruik van een onzijdig lidwoord.
Het gebruik van 'het' in het Nederlands als persoonlijk
voornaamwoord, komt in het Grieks overeen met het gebruik van een
onzijdig persoonlijk voornaamwoord, behalve als dit als onderwerp
bij het werkwoord, achterwege wordt gelaten.
Zoals het Nederlands 'het' als onbepaald voornaamwoord gebruikt,
gebruikt het Grieks in bepaalde gevallen
το/τα/τον/τη(ν).
Het onbepaalde voornaamwoord 'het' kan in de zin op twee manieren
voorkomen:
- als onderwerp
- als lijdend voorwerp
Als onderwerp gaat het om een loos onderwerp of om een voorlopig
onderwerp. Dit gaat dan vaak samen met een onpersoonlijk werkwoord.
In het Grieks wordt in dergelijke gevallen, hetzij het onderwerp
achterwege gelaten of gekozen voor een eigen specifieke uitdrukking.
loos onderwerp
het regent. | βρέχει. |
het is gedaan met de rust. | πάει η ηρεμία. |
voorlopig onderwerp
het is niet waar dat hij gestolen heeft. | δεν είναι αλήθεια ότι έκλεψε. |
het geeft niet dat je mijn verjaardag vergeten bent. | δεν πειράζει που ξέχασες τα γενέθλιά μου. |
het is verboden. | απογορεύεται (elliptische zin). |
Het voorlopig onderwerp zou ook in zijn geheel door die bijzin vervangen kunnen worden.
In het Grieks zal het voorlopig onderwerp op deze wijze niet bestaaan aangezien daar het onderwerp belsoten ligt in de werkwoordsvorm.
loos lijdend voorwerp
Nb. In het Nederlands kan 'hij' (hem) ook als loos lijdend voorwerp
voorkomen: ik ben hem gesmeerd.
Dergelijke uitdrukkingen hebben ook in het Grieks vaak een vrij
specifiek equivalent.
ik heb het helemaal verbruid bij hem. | μ' έχει γράψει στη μαύρη λίστα. |
ze heeft het erop aangelegd dat hij naast haar kwam zitten. | το κανόνισε έτσι, ώστε να 'ρθει να καθίσει δίπλα της. |
ik ben het beu. | έχω βαρεθεί. |
ik heb het erg druk. | είμαι πολύ απασχολημένος. |
ik heb het warm. | ζεστάθηκα. |
ik heb het helemaal gehad met die computer. | ο υπολογιστής μου έχει σπάσει τα νεύρα μου. |
we hebben het goed. | δε μας λείπει τίποτα / καλοπερνάμε. |
hoe zit het met die kasten? | τι παίζεται με τις ντουλάπες; |
Soms komt het gebruik van het Nederlandse 'het' als loos lijdend voorwerp overeen met het gebruik van το of τα als 'loos lijdend voorwerp' in het Grieks.
we hebben het niet breed. | τα φέρνουμε δύσκολα βόλτα. |
we spreken elkaar nog/ we zien elkaar nog/ we hebben het er nog over. | θα τα πούμε. |
ze zijn het eens geworden. | τα ταίριαξαν. |
hij laat het er niet bij zitten. | δεν τα παρατάει. |
de daders zetten het op een lopen. | οι δράστες το έβαλαν στα πόδια. |
Soms ook niet:
τη φέρνω σε κάποιον | iemand een streek leveren |
μου το σπάει. | het irriteert me (een letterlijke verwijzing) |
μου τη σπάει. | het irriteert me (een algemene opmerking) |