Inleiding
Nieuwgrieks (Νεα Eλληνικά of Νεοελληνική) is de officiële taal van het moderne Griekenland en het zuidelijk deel van Cyprus. Er zijn ongeveer 15.000.000 Grieken waarvan 1/5 deel buiten Griekenland woont.
Tot voor kort waren er twee vormen van de Griekse taal gangbaar, de spreektaal (δημοτική) en de officiële taal, het katharevousa (καθαρεύουσα). Sinds 1976 is de dimotiki tot de officiële taal van Griekenland verheven, waarbij overigens vele elementen van het katharevousa zijn opgenomen. Indien hierna over Grieks gesproken wordt, wordt steeds het Nieuwgrieks bedoeld.
Aan de basis van elke levende taal liggen de klanken van klinkers en medeklinkers waar de taal uit opgebouwd is. Deze worden vastgelegd in de vorm van letters en leestekens, het alfabet. Omdat een afzonderlijke bespreking van (gesproken) klanken en (geschreven) letters lastig, zo niet onmogelijk, is, worden de uitspraak en het schrift in eerste instantie gezamenlijk behandeld.
Van Dale (Groot Woordenboek der Nederlandse Taal) verstaat onder grammatica (spraakleer) het geheel van regels verstaan waaraan woorden en zinnen in een taal (moeten) voldoen.
Die regels vallen uiteen in regels die over de vorming van de afzonderlijke woorden gaan (woordleer, vormleer, morfologie) en regels die het maken van korrekte zinnen betreffen (zinsleer, syntaxis). In deze grammatica zullen de regels over woordvorming en zinsbouw zo veel mogelijk afzonderlijk behandeld worden.
De voorbeelden die gegeven worden, bevatten noodzakelijkerwijs elementen uit de vormleer en de zinsleer. De voorbeelden zijn slechts illustratief, en kunnen ook zonder kennis over de onderliggende begrippen begrepen worden.
Alleen wanneer het inzicht daardoor wordt bevorderd zal bij de bespreking van de woordvorming of zinsbouw eigenschappen over en weer aan de orde komen.
Het gebruik van een taal zal een doel nastreven. De betekenis van de gebruikte zinnen is hoge mate afhankelijk van de zinsbouw. De leer die zich bezig houdt met de betekenis van formele zinnen heet semantiek. Voor zover van belang zal bij de zinsbouw ook aan dit onderwerp aandacht worden besteed. Volledigheid wordt op dit punt niet nagestreefd.
Om de moeilijkheidsgraad aan te geven is de bespreking van elk
onderwerp voorzien van één of meerdere sterren.
- één ster geeft aan dat de moeilijkheidsgraad van het onderwerp
aansluit bij het niveau dat in het cursorisch onderwijs wordt
nagestreefd. Daarbij worden de taalkundige problemen tot een minimum
beperkt. Van de lezer wordt geen specieke taalkundige voorkennis
verwacht, noch van het Nederlands, noch van het (Oud)Grieks.
- twee sterren geven een moeilijkheidsgraad waarbij de taalkundige
begrippen worden gehanteerd van taalonderwijs zoals dat op de
Nederlandse en Griekse middelbare scholen wordt onderwezen. Het gaat
daarbij om begrippen uit de woordleer zoals zelfstandig naamwoord,
werkwoord etc., en begrippen uit de zinsleer zoals onderwerp,
lijdend voorwerp, gezegde enz. Wel wordt elk begrip opnieuw
toegelicht.
- drie sterren geven het niveau aan dat bij een verdere bestudering
van het Grieks zoals bijvoorbeeld in het universitair onderwijs
wordt gehanteerd. Daarbij wordt ook uitgebreid ingegaan op de
relatie tussen de zinsbouw en de betekenis van de zin.
- vier sterren geven niet zozeer een niveau aan, maar zijn een
indicatie dat ingegaan wordt op mogelijke combinaties die van
bepaalde begrippen kunnen voorkomen.
Behalve de aanduiding van de moeilijkheidsgraad met 1, 2, 3 of 4
sterren zijn bepaalde onderwerpen van één of twee +-tekens voorzien.
Ook hier wordt geen taalkundige kennis toegevoegd.
Eén plus duidt op een bespreking van de relevante verschillen bij
het betreffende onderwerp tussen het Nederlands en het Grieks.
Twee plussen geven aan dat van het betreffende onderwerp een totaal
overzicht wordt gegeven, eventueel van alle mogelijke combinaties
van bepaalde begrippen.
Elke pagina bevat links naar de volgende pagina op zodanige wijze dat een volledige behandeling van de
Grammatica wordt doorlopen.
De Sitemap biedt daarbij
ook de nodige ondersteuning.
Bij de voorbeelden (meestal in tabelvorm) begint elk voorbeeld met een kleine letter (ook als het voorbeeld een complete zin is). Indien het een complete zin is wordt het voorbeeld afgesloten met een punt, vraagteken of uitroepteken.