Betrekkelijke bijzin ingeleid door het betrekkelijk voornaamwoord που
Που als inleiding van een bijvoeglijke bepaling (bezitsrelatie).
In het geval dat που een bijvoeglijke bepaling in de bijzin inleidt, wordt het zelfstandig naamwoord waar που bijhoort, ook nog van een zwak persoonlijk voornaamwoord in de genitivus voorzien ongeacht de vraag of de bijzin uitbreidend of beperkend is. Dit zwakke persoonlijke voornaamwoord komt in getal en geslacht overeen met het antecedent in de hoofdzin.
Uitbreidende betrekkelijke bijzin.
ο κύριος Λαμπράκης, που η γυναίκα του είναι στην Ελλάδα, τρώει έξω κάθε βράδυ. | meneer Lambrakis, wiens vrouw in Griekenland zit, eet elke dag buiten (de deur). |
η φίλη μου, που έκλεψαν το ποδήλατό της, πήγε με τα πόδια. | mijn vriendin, van wie (/wier) fiets gestolen is (/ze de fiets gestolen hebben), is te voet gegaan. |
Beperkende betrekkelijke bijzin.
φιλοξενούμε κάτι παιδιά που οι γονείς τους λείπουν στο εξωτερικό. | we hebben (een paar) kinderen te logeren, waarvan (/van wie) de ouders in het buitenland zitten. |
Let op het gebruik van de Nederlandse genitivus-vormen 'wiens' en 'wier'.
Nb. Er treedt een soort verdubbeling van het betrekkelijk voornaamwoord op: που του, που της, maar niet als de bezitsrelatie elders in de bijzin duidelijk is.
Nb. Het kan voorkomen dat de Nederlandse bijzin het karakter heeft van een bijvoeglijke/betrekkelijke bijzin, terwijl het Grieks deze als een consecutieve bijzin (gevolgaanduidende bijzin) interpreteert.
θέλουμε μια κοπέλα που να μιλάει ελληνικά. | we willen een meisje dat Grieks spreekt. |