Leestekens
τα σημεία στίξης
Het Grieks kent de volgende leestekens:
punt, komma,
hoge punt,
dubbele punt,
uitroepteken,
liggend streepje,
aanhalingsteken,
gedachtepuntjes,
accentteken,
apostrof en
trema.
Voor het vraagteken, de puntkomma en de aanhalingstekens gebruikt
het Grieks andere symbolen dan het Nederlands.
de punt: .
η τελεία
De punt staat aan het eind van de zin. De punt impliceert dat de zin zowel syntactisch als logisch voltooid is; de punt duidt tevens op de adempauze die de spreker tussen de zinnen inlast.
Verder wordt de punt gebruikt voor getallen met meer dan vier
cijfers: bijv. 25.000.000 en 53.351, maar (zonder punt) 8, 16, 160
en 1600.
De punt is tevens verplicht bij afkortingen.
κπλ. | και τα λοιπά | enzovoort |
o Φ.Π.Α. | ο Φόρος Προστιθέμενης Αξίας | (BTW) |
de komma: ,
το κόμμα
De komma staat midden in de zin.
De komma duidt op een lichte adempauze die de spreker bij het
spreken inlast.
Daarnaast speelt de komma een syntactische rol, namelijk:
a) | bij opsommingen van gelijkwaardige zinsdelen: | ||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||
b) | na aanspreekvormen: | ||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||
c) | bij tussenvoegingen: | ||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||
d) | bij de scheiding van hoofdzinnen indien die met elkaar verbonden zijn door een voegwoord van tegenstelling (αλλά, μα): | ||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||
e) | bij de scheiding van hoofdzinnen en bijwoordelijke bijzinnen: | ||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||
f) | aan het begin en eind van
uitbreidende
bijvoeglijke bijzinnen. Aan het begin van een beperkende bijzin staat geen komma, aan het eind wel. Zowel in het Nederlands als in het Grieks is deze regel aan slijtage onderhevig. |
||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||
g) | bij decimale getallen | ||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||
h) | in het betrekkelijk voornaamwoord ό,τι (alwat) om het te onderscheiden van het voegwoord ότι (dat). |
De komma wordt niet gebruikt:
- | bij de scheiding van hoofdzinnen en complementszinnen (bijzinnen ingeleid door de voegwoorden ότι, πως, που of να) |
- | bij de scheiding van hoofdzinnen en indirecte vraagzinnen |
- | aan het begin van beperkende bijvoeglijke bijzinnen. |
En komma wordt ook gebruikt om dubbelzinnigheid in een zin te vermijden:
ρωτώντας τον, βρήκε το δρόμο. | terwijl hij (het) hem vroeg, vond hij de weg. |
ρωτώντας, τον βρήκε στο καφενείο. | al vragend, vond hij hem in het cafe. |
ρωτώντας τον τον κοίταζε στα μάτια. | terwijl hij (het) hem vroeg, keek hij hem in de ogen. |
σπρώχνοντάς τον, έβγαλε έξω κι αθτόμ και τους φίλους του. | terwijl hij hem duwde, zette hij ook hem en zijn vrienden buiten. |
σπρώχνοντας, τον έβγαλε έξω. | al duwend, zette hij hem buiten. |
σπρώχνοντάς τον τον έβγαλε έξω. | terwijl hij hem duwde, zette hij hem buiten. |
de hoge punt: ·
η άνω τελεία
De hoge punt scheidt twee nauw samenhangende hoofdzinnen, vergelijkbaar met de Nederlandse puntkomma. De hoge punt duidt op een adempauze die de spreker inlast.
είχα βαρεθεί· γι'αυτό κι έφυγα νωρίς. | ik had er schoon genoeg van; daarom ben ik ook vroeg weggegaan. |
de dubbele punt: :
η διπλή τελεία
De dubbele punt vormt de inleiding van
- | de directe rede | ||
|
|||
De zin in de directe rede begint met een hoofdletter. | |||
- | een conclusie of opsomming | ||
|
|||
De conclusie of opsomming begint met een kleine letter. |
het vraagteken: ;
το ερωματικό
Het vraagteken staat aan het eind van een vragende zin.
het uitroepteken: !
το θαυμαστικό
Het uitroepteken duidt op bewondering, verwonder, ergernis, woede etc.
de haakjes: ( ) [ ]
η παρένθεση
Deze worden gebruikt voor korte uitweidingen, tussenzinnetjes en verklarende termen.
het liggend streepje: -
η παύλα
Het liggend streepje heeft als functie:
- | sprekerwisseling in een geschreven dialoog | |||
- | koppelteken ter vereniging van twee begrippen | |||
|
de aanhalingstekens: « »
τα εισαγωγικά
Aanhalingstekens worden gebruikt bij:- | de directe rede | ||
- | titels van boeken en tijdschriften | ||
- | benoemen van begrippen | ||
|
de gedachtepuntjes: ...
τα αποσιωπητικά
De gedachtepuntjes (drie in getal) geven aan dat de schrijver
de zin niet afmaakt of een citaat niet volledig weergeeft.
Ze worden ook vaak gebruikt om aan te geven dat het woord of
zinsdeel dat erop volgt, onverwacht, grappig of verwonderlijk is.
het accentteken: ΄
ο τόνος
Het accentteken geeft aan op welke lettergreep de klemtoon valt. Soms wordt voor het accentteken ook wel de apostrof gebruikt.
de apostrof: '
η απόστροφος
De apostrof (ook wel accentteken genoemd) wordt gebruikt wanneer een klinker door klinkerdeletie (elisie, aferesis of apocope) is weggevallen. Soms wordt voor de apostrof ook wel het accentteken gebruikt.
de trema: "
το διαλυτικό
De trema is een leesteken dat aangeeft dat twee op elkaar volgende klinkers niet als een klinkercombinatie gelezen moeten worden.
κοροϊδεύω | [koroïðévo] | belachelijk maken |
μωσαϊκό | [mosaïko] | mozaïek |
καΐκι | [kaíkji] | vissersboot |
De trema wordt niet geplaatst wanneer verwarring is uitgesloten:
- | bij een opeenvolging van letters die per definitie geen klinkercombinatie kunnen vormen | ||||||
|
|||||||
- | vanwege de plaatsing van het accentteken op de eerste klinker | ||||||
|
|||||||
Maar: | |||||||
|