Grammatica//Fono/FonoLees2>
Leestekens
Het Grieks kent de volgende leestekens:
punt, komma,
hoge punt,
dubbele punt,
uitroepteken,
liggend streepje,
aanhalingsteken,
gedachtepuntjes,
accentteken,
apostrof en
trema.
Voor het vraagteken, de puntkomma en de aanhalingstekens gebruikt
het Grieks andere symbolen dan het Nederlands.
de punt: .
De punt staat aan het eind van de zin. De punt impliceert dat de
zin zowel syntactisch als logisch voltooid is; de punt duidt tevens
op de adempauze die de spreker tussen de zinnen inlast.
Verder wordt de punt gebruikt voor getallen met meer dan vier
cijfers: bijv. 25.000.000 en 53.351, maar (zonder punt) 8, 16, 160
en 1600.
De punt is tevens verplicht bij afkortingen.
κπλ. |
και τα λοιπά |
enzovoort |
o Φ.Π.Α. |
ο Φόρος Προστιθέμενης Αξίας |
(BTW) |
de komma: ,
De komma staat midden in de zin.
De komma duidt op een lichte adempauze die de spreker bij het
spreken inlast.
Daarnaast speelt de komma een syntactische rol, namelijk:
a) |
bij opsommingen van gelijkwaardige zinsdelen: |
|
μια ξανθιά, χλωμή Ολλανδέζα |
een blonde, bleke Nederlandse |
|
b) |
na aanspreekvormen: |
|
Αλέξανδρε, έλα δω |
Alexander, kom hier |
|
c) |
bij tussenvoegingen: |
|
Ο Γιάννης, όπως πάντα, δεν είχε λεφτά
πάνω του |
zoals altijd had Giannis geen geld
bij zich. |
|
d) |
bij de scheiding van hoofdzinnen indien die met
elkaar verbonden zijn door een voegwoord van
tegenstelling (αλλά, μα): |
|
μπορεί να μετάνιωσε η Μαρία, αλλά δεν
το δείχνει |
Maria heeft misschien wel spijt, maar
ze laat het niet merken.
|
|
e) |
bij de scheiding van hoofdzinnen en
bijwoordelijke bijzinnen: |
|
- |
aan het eind van de bijwoordelijke bijzin die
gevolgd wordt door (een deel van) de hoofdzin is de
komma verplicht |
|
τώρα που σε ξέρω καλύτερα, καταλαβαίνω
τα προβλήματά σου |
nu ik je beter ken, begrijp ik je
problemen. |
|
- |
aan het begin van de
finale (για να, να) en
consecutieve
(ώστε, που) bijwoordelijke bijzin die voorafgegaan wordt
door (een deel van) de hoofdzin wordt geen komma
geplaatst |
- |
aan het begin van de
conditionele (αν) en
causale
(γιατί) bijwoordelijke bijzin is de komma niet nodig als
de bijzin nauw samenhangt met de hoofdzin |
- |
aan het begin van de overige bijwoordelijke
bijzinnen wordt een komma geplaatst |
|
τρόμαξε πολύ ο Γιάννης, όταν βρήκε ένα
ποντίκι στο κρεβάτι του |
Giannis schrok erg toen hij een muis
in zijn bed aantrof.
|
|
|
f) |
aan het begin en eind van
uitbreidende
bijvoeglijke bijzinnen |
|
κάηκε το καινούργιο σπίτι του, που το
'χε χτίσει μαζί με κάτι φίλους |
zijn nieuwe huis, dat hij samen met
een paar vrienden had gebouwd, brandde af.
|
|
g) |
bij decimale getallen |
|
|
h) |
in het
betrekkelijk
voornaamwoord ό,τι (alwat) om het te onderscheiden
van het voegwoord ότι (dat). |
De komma wordt
niet gebruikt:
En komma wordt ook gebruikt om dubbelzinnigheid in een zin te
vermijden:
ρωτώντας τον, βρήκε το δρόμο. |
terwijl hij (het) hem vroeg, vond hij de weg. |
ρωτώντας, τον βρήκε στο καφενείο. |
al vragend, vond hij hem in het cafe. |
ρωτώντας τον τον κοίταζε στα μάτια. |
terwijl hij (het) hem vroeg, keek hij hem in de
ogen. |
σπρώχνοντάς τον, έβγαλε έξω κι αθτόμ και τους φίλους
του. |
terwijl hij hem duwde, zette hij ook hem en zijn
vrienden buiten. |
σπρώχνοντας, τον έβγαλε έξω. |
al duwend, zette hij hem buiten. |
σπρώχνοντάς τον τον έβγαλε έξω. |
terwijl hij hem duwde, zette hij hem buiten. |
de hoge punt: ·
De hoge punt scheidt twee nauw samenhangende hoofdzinnen,
vergelijkbaar met de Nederlandse puntkomma. De hoge punt duidt op
een adempauze die de spreker inlast.
είχα βαρεθεί· γι'αυτό κι έφυγα νωρίς. |
ik had er schoon genoeg van;
daarom ben ik ook vroeg weggegaan.
|
de dubbele punt: :
De dubbele punt vormt de inleiding van
- |
de
directe rede |
|
μου είπε: «Θα φύγω τώρα» |
hij zei me: "Ik ga nu weg". |
|
|
De zin in de directe rede begint met een hoofdletter. |
- |
een conclusie of opsomming |
|
λοιπόν, υπάρχουν δύο λύσεις:
ή εκείνος θα φύγει ή εγώ. |
er zijn dus twee mogelijkheden:
of hij gaat weg of ik. |
|
|
De conclusie of opsomming begint met een kleine letter. |
het vraagteken: ;
Het vraagteken staat aan het eind van een vragende zin.
het uitroepteken: !
Het uitroepteken duidt op bewondering, verwonder, ergernis,
woede etc.
de haakjes: ( ) [ ]
Deze worden gebruikt voor korte uitweidingen, tussenzinnetjes
en verklarende termen.
het liggend streepje: -
Het liggend streepje heeft als functie:
- |
sprekerwisseling in een geschreven dialoog |
- |
koppelteken ter vereniging van twee begrippen |
|
μέρα-νύχτα |
lett. dag-nacht |
dag in, dag uit |
|
de aanhalingstekens: « »
Aanhalingstekens worden gebruikt bij:
- |
de directe rede |
- |
titels van boeken en tijdschriften |
- |
benoemen van begrippen |
|
η λέξη «φλαξ» ακούγεται άσχημα |
het woord "flax" klinkt lelijk. |
|
de gedachtepuntjes: ...
De gedachtepuntjes (drie in getal) geven aan dat de schrijver
de zin niet afmaakt of een citaat niet volledig weergeeft.
Ze worden ook vaak gebruikt om aan te geven dat het woord of
zinsdeel dat erop volgt, onverwacht, grappig of verwonderlijk is.
het accentteken: ΄
Het accentteken geeft aan op welke lettergreep de
klemtoon
valt. Soms wordt voor het accentteken ook wel de apostrof
gebruikt.
de apostrof: '
De apostrof (ook wel accentteken genoemd) wordt gebruikt
wanneer een klinker door
klinkerdeletie
(elisie,
aferesis
of apocope) is
weggevallen. Soms wordt voor de apostrof ook wel het accentteken
gebruikt.
de trema: "
De trema is een leesteken dat aangeeft dat twee op elkaar
volgende klinkers niet als een klinkercombinatie gelezen
moeten worden.
κοροϊδεύω |
[koroïðévo] |
belachelijk maken |
μωσαϊκό |
[mosaïko] |
mozaïek |
καΐκι |
[kaíkji] |
vissersboot |
De trema wordt niet geplaatst wanneer verwarring is
uitgesloten:
- |
bij een opeenvolging van letters die per definitie geen
klinkercombinatie kunnen vormen |
|
Μωϊσής |
[moïsís] |
Mozes |
παλαιικός |
[paleïkós] |
ouderwets |
|
- |
vanwege de plaatsing van het accentteken op de eerste
klinker |
|
|
|
Maar: |
|
|
©
Auteursrecht voorbehouden. Zie pagina Copyright