Bijzinnen in het Nederlands,
complementszinnen en betrekkelijke/ bijvoeglijke bijzinnen
Complementszinnen
Wanneer een bijzin wordt vervangen door één woord of woordgroep,
vormt dat een zinsdeel van de hoofdzin. Bijzinnen worden daarom
onderscheiden in:
- onderwerpszi
- naamwoordelijke bijzin
- lijdend voorwerpszin
- meewerkend voorwerpszin
onderwerpszin | dat hij nog komt, is onwaarschijnlijk. wie de botsing heeft veroorzaakt, is onbekend. wie het weet, mag het zeggen. |
zijn komst is onwaarschijnlijk. de schuldige is onbekend. de slimste mag het zeggen. |
naamwoordelijke bijzin | hij wordt wat hij altijd gewild heeft. | hij wordt notaris. |
lijdend voorwerpszin | ik weet niet of er nog wijn is. hij riep: "Houd de dief!" hij beloofde terug te komen. |
ik weet het niet. hij riep de politie. hij beloofde iets. |
meewerkend voorwerpszin | de leraar geeft strafwerk aan wie te laat komt. | de leraar geeft hem strafwerk. |
Nb. Zowel bij gebruik van de indirecte rede als bij het
gebruik van de directe rede
is er sprake van een lijdend voorwerpszin:
hij zei dat hij haar niet was vergeten.
hij zei: "Ik ben je niet vergeten".
Betrekkelijke bijzinnen
Bijvoeglijke bijzinnen worden onderscheiden in beperkende en uitbreidende bijvoeglijke bijzinnen.
beperkende bijvoeglijke bijzin | de ambtenaren die het niet eens waren met de regering, gingen in staking | alleen de ambtenaren die het niet eens waren staakten. | de bijzin wordt niet voorafgegaan door een komma. |
uitbreidende bijvoeglijke bijzin | de ambtenaren, die het niet eens waren met de regering, gingen in staking | alle ambtenaren staakten; de bijzin geeft een toelichting waarom zij staakten. | de bijzin wordt voorafgegaan door een komma; de bijzin kan gemist worden. |
Nb. Behalve bij de beperkende bijvoeglijke bijzin worden de bijzin en de hoofdzin gescheiden door een komma waneer zij beide een persoonsvorm bevatten.
Nb. Omdat onderwerp, persoonsvorm en naamwoordelijk deel van het
gezegde overeen moeten stemmen in persoon en getal, ontstaat er bij
samentrekking een dilemma in het geval het geslacht van de
deelzinnen niet overeenstemt terwijl het naamwoordelijk deel van het
gezegde een bijvoeglijk naamwoord is. In dat geval wordt het
geslacht van het naamwoordelijk deel van het gezegde als volgt
gekozen:
- bij mensen en dieren:
= het natuurlijk geslacht, of anders:
= mannelijk.
- bij dingen en begrippen:
= in geval van een mannelijk en een vrouwelijk deel: mannelijk
= in geval één van de delen onzijdig is: onzijdig.