Zinsleer, lidwoord
Lidwoorden vallen uiteen in bepaalde lidwoorden en onbepaalde lidwoorden.
Het lidwoord volgt het zelfstandige naamwoord waarbij het hoort in getal en geslacht.
In grote lijnen komt het gebruik van het lidwoord in het Grieks
overeen met het gebruik in het Nederlands.
In een aantal gevallen wijkt het gebruik echter af.
Het bepaald lidwoord wordt gebruikt bij:
1. | naam en eigennaam | |||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||
2. | datum | |||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||
3. | tijd | |||||||||||||||||||||||||||
De tijd wordt voorzien van een lidwoord (vrouwelijk enkelvoud voor de eerste uur van de dag of middag, vrouwelijk meervoud voor de overige uren; het geslacht wordt verklaard uit het achterwege gelaten ώρα). | ||||||||||||||||||||||||||||
|
Het onbepaald lidwoord
Het onbepaald lidwoord wordt niet gebruikt bij het naamwoordelijk gezegde als het Nederlands
een onbepaald lidwoord gebruikt:
|