Woordvorming
Woorden kunnen via twee procédé's gevormd worden: afleiding en samenstelling.
Onder afleiding verstaan
we het maken van een nieuw woord uit een ander woord door toevoeging
van een voorvoegsel of een achtervoegsel.
In het Nederlands is bijvoorbeeld her- een voorvoegsel (bijvoorbeeld:
hergebruik, herstellen ed.) en
-ig een achtervoegsel (bijvoorbeeld: harig, mondig, handig ed.).
Andere voorbeelden van voorvoegsels zijn: voor-, pre-.
Andere
voorbeelden van achtervoegsels zijn: -heid, -achtig.
Zowel in het Nederlands als in het Grieks kunnen bijna alle
voorzetsels als voorvoegsel gebruikt worden.
In beide talen worden verkleinwoorden door middel van een
achtervoegsel
gemaakt:
το παιδί | kind | το παιδάκι | kindje |
η δουλειά | werk | η δουλίτσα | werkje |
Waar het Nederlands slechts één suffix (met enkele varianten -tje, -pje) voor het verkleinwoord kent, zijn er in het Grieks meerdere achtervoegsels waarmee verkleinwoorden worden gemaakt.
Een samenstelling is een woord dat uit
twee bestaande woorden gevormd wordt. In het Nederlands
bijvoorbeeld: contactlens (contact + lens), onderhandelingsresultaat
(onderhandeling + resultaat).
Van afgeleide woorden kunnen weer andere woorden worden afgeleid:
onhandig, contactlensvloeistof.
In het Grieks doet zich hetzelfde verschijnsel voor. Bijvoorbeeld:
prefix | suffix | |||||||
άναρχος | ongecontroleerd | < | αν- | + | αρχή | norm | ||
η αναρχία | chaos, anarchie | < | άναρχος | ongecontroleerd | + | -ία | ||
αναρχικός | anarchistisch | < | αναρχία | anarchie | + | -ικός |