Regelmatige en onregelmatige werkwoorden
Regelmatige werkwoorden zijn werkwoorden die zich bij de vervoeging aan zekere regels houden; preciezer gezegd: werkwoorden die als zij aan bepaalde voorwaarden voldoen, bepaald vormen aannemen.
Onregelmatige werkwoorden zijn werkwoorden die dat niet doen; preciezer gezegd: die ofwel niet aan de voorwaarden voldoen, ofwel als zij wel aan de voorwaarden voldoen, toch niet de voorspelde vormen aannemen, dan wel bepaalde vormen niet bezitten.
Het probleem met de onregelmatige werkwoorden in het Grieks is dat een onregelmatig werkwoord niet noodzakelijkerwijs onregelmatig is in alle vormen. Het kan bijvoorbeeld regelmatig zijn in de vorming van het passief, maar niet bij de vorming van de tweede stam; of regelmatig bij bij de vorming van de tweede stam maar niet bij de vorming van het verleden.
Voorbeelden van 'regelmatige' vorming dienen daarom kritisch bekeken te worden: het opnemen van een werkwoord bij de voorbeelden betekent niet dat dat werkwoord zich ook in andere tijden of wijzen regelmatig gedraagt.
Meestal betreft de onregelmatigheid overigens het onregelmatig vormen van de 2e stam actief of passief of het onregelmatig vormen van de passieve vorm.
Net als in het Nederlands zijn er in het Grieks verschillende
groepen regelmatige werkwoorden.
Het Nederlands kent de sterke en zwakke werkwoorden, en binnen de
zwakke werkwoorden, de verdeling in de werkwoorden die een stam
hebben op een medeklinker uit het 'kofschip' of 'fokschaap',
en de werkwoorden die dat niet hebben.
In hetGrieks vallen de regelmatige
werkwoorden in eerste instantie in twee, maar daarbinnen in een
groot aantal groepen uiteen. Diverse subgroepen
kennen weer deelgroepen die een aantal aanvankelijke uitzonderingen
onder één noemer vangen. Daarnaastkent
het Griekseen groot aantal onregelmatige
werkwoorden.
Een bijzondere categorie vormen in het Nederlands de
samengestelde werkwoorden. Bijvoorbeeld: nalopen,
stofzuigen.
Sommige van deze werkoorden zijn scheidbaar, sommige niet:
scheidbaar: hij loopt de rekening na, hij heeft
de rekening nagelopen; niet scheidbaar:
hij heeft gestofzuigd.
Hoewel het Grieks ook samengestelde werkwoorden kent,
komt het begrip 'scheidbaar' -in de zin dat het voorvoegsel
loskomt van de rest van het werkwoord- niet voor. Het Grieks
kent wel samengestelde werkwoorden waarbij de toevoeging voor de
verleden tijd, het zogenaamde augment, al dan niet tussen het
voorvoegsel en de rest van het het werkwoord komt;
in het Nederlands te vergelijken met de toevoeging -ge-: ')
Los van de indeling in regelmatige en onregelmatige werkwoorden
kent het Grieks net als het Nederlands een categorie
hulpwerkwoorden.
Voor het vervoegen is alleen
het onregelmatige werkwoord
έχω (hebben) van belang. Immers voor de
passieve vormen gebruikt het Grieks een aparte werkwoordsvorm op
-μαι (in plaats van het Nederlandse hulpwerkwoord 'worden')
en voor de toekomende tijden gebruikt het Grieks het partikel
θα (in plaats van het Nederlandse hulpwerkwoord 'zullen').
De regelmatige werkwoorden vallen in het Grieks in twee grote
groepen uiteen:
- de werkwoorden waarbij het accent (bij de 1e persoon enkelvoud
tegenwoordige tijd) niet op de persoonsuitgang valt:
πληρώνω, λέω, τρέχω, σοκάρω, σερβίρω, ακούω, κλαίω,
σκέφτομαι
- de werkwoorden waarbij het accent (bij de 1e persoon enkelvoud
tegenwoordige tijd) wel op de persoonsuitgang valt:
αγαπάω/αγαπώ, αντανακλώ, θεωρώ, πληρώ, μιλάω, καθιστώ, θυμάμαι,
παραπονιέμαι, εξαρτώμαι, δικαιούμαι
(alsmede -καθίσταμαι en δύναμαι).
De werkwoorden van de eerste groep heten werkwoorden van de 1e vervoeging, die van de tweede groep werkwoorden van de 2e vervoeging.
1e vervoeging | werkwoorden met het accent op de stam | |||
β, π, φ, φτ, πτ, ευ, αυ β-groep |
β π φ πτ φτ εύ αύ |
κρύβω εγκαταλείπω γράφω βλάπτω βλάφτω δουλεύω αναπαύω |
verbergen verlaten schrijven beschadigen werken werken doen rusten |
|
γ, κ, χ, χν, σσ γ-groep |
γ κ χ χν σσ ττ |
ανοίγω πλέκω προσέχω φτιάχνω αναπτύσσω εισπράττω |
openen breien opletten maken ontwikkelen incasseren |
|
ζ ζ-groep |
ζ | αγκαλιάζω | omhelzen | |
δ, θ, σ, τ, λ, ρ τ-groep |
δ θ σ τ λ ρ |
πείθω αρέσω παρκάρω |
overtuigen zinnen parkeren |
|
ρ τ-groep |
ρ | |||
δ, θ, σ, τ, λ τ-groep |
δ θ σ τ λ |
πείθω αρέσω |
overtuigen zinnen |
|
ν τ-groep |
ν αιν λν ρν |
deze zijn allemaal onregelmatig |
||
klinker α-groep |
ε υ |
λέω ιδρύω |
zeggen stichten |
|
2e vervoeging | werkwoorden met het accent op de persoonsuitgang | |||
-(α)ώ / -ιέμαι | αγαπώ | beminnen | ||
-ώ / -ούμαι | θεωρώ | beschouwen | ||
-ώ / -ώμαι | αντανακλώ | weerkaatsen | ||
-άμαι | λυπάμαι | spijt hebben |
De onregelmatige werkwoorden έχω
(hebben) en είμαι (zijn) onttrekken zich aan deze indeling.
Nb. De op niveau * gehanteerde indeling wijkt af van de indeling die in de Prisma-woordenboeken (en bij Tryantafillidis) wordt gehanteerd. De indeling is zo veel mogelijk gebaseerd op de laatste letter van de stam van het werkwoord. Voor een eerste kennismaking met het principe van groepen werkwoorden wordt dit voldoende geacht.
') Veel meer over het onderwerp 'samenstelling van een voorzetsel en een werkwoord' en 'het augment bij een samengesteld werkwoord' wordt op niveau ** besproken.