Zinsdelen, meewerkend voorwerp
το έμμεσο αντικείμενο
Het zinsdeel dat
aangeeft op wie of wat de totale handeling (zijnde het gezegde plus
eventueel lijdend voorwerp) is gericht,
is het meewerkend voorwerp.
In het Nederlands krijgt het meewerkend voorwerp ofwel geen
voorzetsel,
ofwel één van de voorzetsels 'aan' of 'voor'.
Een hele (bij)zin kan als meewerkend voorwerp van een andere
(hoofd)zin dienen: de meewerkendvoorwerpszin.
hij gaf zijn vrouw een gouden
ring. hij gaf een gouden ring aan zijn vrouw. |
In het Grieks geldt:
- het meewerkend voorwerp wordt voorafgegaan door σε
of για.
- behalve als het een zwak persoonlijk voornaamwoord is, dat
komt dan in de genitivus
έδωσε ένα βραχιόλι στην Μαίρη. | hij gaf een armband aan Marie. |
της έδωσε ένα βραχιόλι. | hij gaf Marie een armband. |
δε της το έδωσε. | hij gaf hem haar niet. |
hij gaf strafwerk aan wie te laat kwam. |
In combinatie met het onpersoonlijke αρέσει is toch nog een zelfstandig naamwoord in de genitivus als meewerkend voorwerp mogelijk:
της Άννας αρέσουν τα λουλούδια. | Anna vindt de bloemen mooi. |
Nb. Indien in het Grieks zowel het meewerkend voorwerp als
het lijdend voorwerp een zwak persoonlijk voornaamwoord is, dan
komt het meewerkend voorwerp vóór het lijdend voorwerp.
Indien er ook nog een ontkenning wordt gebruikt, komt deze
direct vóór het meewerkend voorwerp
Nb. Enkele Griekse werkwoorden gaan vergezeld
van twee objecten in de accusativus.
Anders gezegd: het meewerkend voorwerp staat in dat geval ook in
de accusativus.
Bijvoorbeeld: ρωτάω - vragen
προμηθεύω -
leveren, voorzien van
In het Nederlands bestaan nog een paar andere zinsdelen die in eerste instantie makkelijk voor meewerkend voorwerp worden aangezien:
- ondervindend onderwerp. Voorbeeld: het verbaast
me.
- zogenaamde ethische datief. Voorbeeld: het is
me wat.
Deze interpretatie zal niet gauw tot problemen leiden, omdat het Grieks waarschijnlijk toch een geheel eigen manier heeft om aan deze situatie uitdrukking te geven.