Hoofdlijnen van de indeling van werkwoorden
1e conjugatie (vervoeging) en 2e conjugatie (vervoeging)
De regelmatige werkwoorden vallen in het Grieks in twee grote
groepen uiteen:
- de werkwoorden waarbij het accent (bij de 1e persoon enkelvoud
tegenwoordige tijd) niet op de persoonsuitgang valt:
πληρώνω, λέω, τρέχω, σοκάρω, σερβίρω, ακούω, κλαίω,
σκέφτομαι
- de werkwoorden waarbij het accent (bij de 1e persoon enkelvoud
tegenwoordige tijd) wel op de persoonsuitgang valt:
αγαπάω/αγαπώ, αντανακλώ, θεωρώ, πληρώ, μιλάω, καθιστώ, θυμάμαι,
παραπονιέμαι, εξαρτώμαι, δικαιούμαι (alsmede -καθίσταμαι
en
δύναμαι).
Verfijningen van deze indeling komen bij de systematische behandeling aan de orde.
Er zijn werkwoorden die zich aan deze indeling
onttrekken:
-
είμαι (zijn)
- een paar werkwoorden die actieve vormen van de 1e vervoeging en
passieve vormen van varianten van 2e vervoeging (σπάω en σκάω met de variant
σπάζω, breken resp. σκάζω, barsten)
- een paar werkwoorden die zich op het grensgebied bevinden
door de toevoeging van de intervocalische -γ-
bij de vorming van het passivum (φυλάω, φυλάγομαι,
bewaken en πετάω,
πετάγομαι, gooien) en die door
de ene schrijver tot de 1e conjugatie worden gerekend (Lauxtermann)
en door de andere tot de 2e.
- een paar werkwoorden die zowel een vorm hebben die tot de 1e
vervoeging behoort als een vorm die tot de 2e vervoeging behoort (καθαρογράφω,
καθαρογραφώ, in het net schrijven).