Activum, 1e stam, praesens, 2e conjugatie, type A1
Type A1: werkwoorden op -άω/-ώ, -άς
(τα συνηρημένα ρήματα, samengetrokken
werkwoorden).
ik houd van | enkelvoud | meervoud |
1e persoon | αγαπάω/ αγαπώ | αγαπάμε |
2e persoon | αγαπάς | αγαπάτε |
3e persoon | αγαπάει | αγαπάνε |
De vormen αγαπώ en αγαπάω
worden beide gebruikt. Ze betekenen hetzelfde, al lijkt
αγαπάω iets nadrukkelijker te zijn dan
αγαπώ.
Naast de vorm αγαπάει bestaat een
nevenvorm αγαπά.
Naast αγαπάνε kan soms ook de vorm
αγαπάν aangetroffen worden.
Ook bestaan de varianten αγαπούμε en
αγαπούν(ε) in plaats van resp.
αγαπάμε en αγαπάνε.
Nb. Het Prisma Groot Woordenboek Nieuwgrieks rubriceert αγαπάω/αγαπώ als αγαπώ; het Griekse woordenboek van Μπαμπινιώτης ook, met de toevoeging (και αγαπάω). Het benoemen van αγαπάω/αγαπώ als αγαπάω geeft direct een aanwijzing voor de vervoeging en onderscheidt het werkwoord van die van type B.
Tot type A1 behoren onder andere de volgende werkwoorden:
απαντάω | antwoorden | οικονομάω | (geld) sparen | |
βουτάω | duiken | πατάω | trappen op | |
γελάω | lachen | πεινάω | honger hebben | |
γλεντάω | feestvieren | περνάω | langskomen | |
διψάω | dorst hebben | πουλάω | verkopen | |
ζητάω | verzoeken om | ρωτάω | vragen | |
κολλάω | plakken | συζητάω | bespreken | |
λιποθυμάω | flauwvallen | τραβάω | trekken | |
μελετάω | bestuderen | τσιμπάω | steken (van insecten) | |
μετράω | tellen | τυραννάω | tiranniseren | |
μιλάω | spreken | φιλάω | kussen | |
νικάω | overwinnen | φυλλομετράω | doorbladeren | |
ξεκινάω | vertrekken | φυσάω | blazen | |
ξεχνάω | vergeten | χτυπάω | slaan | |
ξυπνάω | wakker worden | χωράω | passen in |
Let wel. Dat deze werkwoorden op overeenkomstige wijze het praesens
vormen, betekent niet dat zij ook in andere vormen (zoals
bijvoorbeeld bij de vorming van de 2e stam) overeenstemmen.
Bijvoorbeeld:
- bij de vorming van de 2e stam;
- door de nevenvormen die mogelijk zijn bij de vorming van het passivum;
bijvoorbeeld: στενοχορώ (verdrietig
maken) volgens A1 en B;
- door het ontbreken van passieve vormen; bijvoorbeeld: ακουμπώ
(zwemmen)
- door het ontbreken van de 2e stam (en dus bv de aoristos):
χρωστάω (verschuldigd zijn).
Nb. De werkwoorden φυλάω (bewaren), πάω (gaan), σπάω (breken) en σκάω (barsten) behoren niet tot 2e conjugatie maar tot de 1e conjugatie type B. Het verschil in vervoeging komt vooral in de paratatikos en aoristos tot uitdrukking.