Woordvorming
Het overgrote deel van de Griekse woordenschat bestaat uit woorden die ofwel uit het Oudgrieks stammen, ofwel ontleend zijn aan andere talen (Latijn, Italiaans, Turks, Frans, Engels, etcetera). Veel woorden zijn gevormd uit andere woorden of woordelementen. Deze woordvorming is vaak gebaseerd op een aantal regels.
Te onderscheiden zijn:
- het gebruik van een woord op de plaats van een andere woordsoort
dan waar het oorpronkelijk toe behoort;
= door het te benoemen: bijvoorbeeld: het hoe, het zinken
(hoewel dit nauwelijks woordvorming is te noemen);
= in het geval van bijvoeglijke naamwoorden: gebruik als
zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: de blinde (hoewel dit
ook te interpreteren is als een elliptische vorm van de blinde
mens), το κινητό (τηλέφωνο)
het mobieltje;
= in het geval van deelwoorden: gebruik als bijvoeglijk
naamwoord. Bijvoorbeeld: ηλικιωμένος
bejaard;
= in het geval van deelwoorden: gebruik als zelfstandig
naamwoord. Bijvoorbeeld: ο ηλικιωμένος
de bejaarde;
- afleiding
- samenstelling.
Net zo min als het Nederlands kan het Grieks (maar dit in tegenstelling tot
het Engels) (maar weer op een enkele uitzondering na
1)) nieuwe begrippen definiëren door 'samenvoeging' van
twee opeenvolgende, door een spatie gescheiden, zelfstandige
naamwoorden.
Onder afleiding (derivatie) verstaan we het maken van
een nieuw woord uit een ander woord (het zogenaamde grondwoord) door
toevoeging van een voor- of achtervoegsel (affix - παράθημα);
dat wil zeggen: een voorvoegsel (prefix - πρόθημα) ofwel een
achtervoegsel
(suffix - επίθημα).
In het Nederlands is bijvoorbeeld her- een voorvoegsel (bijvoorbeeld:
hergebruik, herstellen ed.) en
-ig een achtervoegsel (bijvoorbeeld: harig, mondig, handig ed.).
Zowel in het Nederlands als in het Grieks kunnen bijna alle
voorzetsels als voorvoegsel gebruikt worden.
In beide talen worden verkleinwoorden door middel van een achtervoegsel gemaakt:
το παιδί | το παιδάκι | het kind | het kindje |
η δουλειά | η δουλίτσα | het werk | het werkje |
Waar het Nederlands slechts één suffix (met enkele varianten -tje, -pje) voor het verkleinwoord kent, zijn er in het Grieks een groot aantal suffixen waarmee verkleinwoorden worden gemaakt (afhankelijk van het zelfstandig naamwoord en gedeeltelijk afhankelijk van het geslacht).
Een samenstelling is een woord dat uit twee bestaande
woorden gevormd wordt. In het Nederlands bijvoorbeeld: contactlens
(contact + lens), onderhandelingsresultaat (onderhandeling +
resultaat) ").
Van afgeleide woorden kunnen weer andere woorden worden afgeleid:
onhandig, contactlensvloeistof.
In het Grieks doet zich hetzelfde verschijnsel voor.
Bijvoorbeeld:voorv. | achterv. | |||||||
άναρχος | ongecontroleerd | < | αν- | + | αρχή | norm | ||
η αναρχία | chaos, anarchie | < | άναρχος | ongecontroleerd | + | -ία | ||
αναρχικός | anarchistisch | < | αναρχία | anarchie | + | -ικός |
Hoewel zowel het Grieks als het Nederlands het systeem van
woordvorming door samenstelling kennen, komt het gebruik niet in
alle gevallen overeen.
Samenstellingen van twee zelfstandige naamwoorden lijken in het
Nederlands vaker voor te komen. Als er in het Grieks geen speciaal
woord voor het betreffende begrip bestaat wordt het begrip in het
Grieks vaak door middel van een bijvoeglijk naamwoord, door een
bepaling in de genitivus of door een constructie met een voorzetsel
weergegeven:
οι κοινοβουλευτικές εκλογές | de parlementsverkiezingen |
οι φάκοι επαφής | de contactlenzen |
το απορρυπαντικό σε σκόνη | het waspoeder |
Anderzijds kent het Grieks toch ook wel weer veel samenstellingen van een bijvoeglijk naamwoord met een zelfstandig naamwoord die in het Nederlands juist weer door een afzonderlijk bijvoeglijk naamwoord worden weergegeven of door een zelfstandig woord met de samengestelde betekenis:
ο μικροτραυματισμός | een lichte verwonding |
κακομαθαίνω | verwennen (lett. slecht opvoeden) |
Families van woorden
Indien het tweede deel van samengestelde woorden op
hetzelfde woord is gebaseerd spreken we van een familie. Vooral
bij werkwoorden ontstaan op basis van voorzetsels vaak families.
Bijvoorbeeld:
θέτω - zetten, προσθέτω - toevoegen, συνθέτω -
samenstellen, εκθέτω - tentoonstellen.
De
vervoeging van leden van een familie is vaak gelijk, maar
niet altijd.
1)
soms wordt een nieuw begrip gedefinieerd door een opeenvolging van
twee bestaande zelfstandige naamwoorden.
αυτά είναι τραγούδια σταθμοί. | dat zijn klassiekers. |
απόπειρα ανθρωποκτονία | poging tot moord |
ο μακαρίτης ο παππούς μου | wijlen mijn opa |
το λάθος συμπέρασμα | de verkeerde conclusie |
οι παραβάτες οδηγοί | de overtreders |
τα κράτη μέλη της Ε.Ε. | de lidstaten |
η ράβδος χόκεϊ | de hockeystick |
η ζάχαρη άχνη | de poedersuiker |
") In het Nederlands wordt bij de vorming van een nieuw zelfstandig naamwoord uit twee bestaande zelfstandige naamwoorden vaak een -s-, -n- of -en- tussengevoegd: onderhandelingsresultaat, bijenkorf.
In het Grieks wordt in die gevallen vaak een -ο- tussengevoegd: το αντρόγυνο - echtpaar. Dezelfde methode wordt gevolgd om uit twee werkwoorden een nieuw werkwoord samen te stellen: ανεβοκατεβαίνω - op- en neergaan . Hierbij valt op dat deze constructie alleen gebruikt wordt wanneer de betekenis van de beide delen een zekere overeenkomst hebben.
Vaak gebruikt het Grieks, waar het Nederlands een nieuw woord vormt, een constructie met twee zelfstandige naamwoorden waarbij één van deze in de genitivus staan:
τα εγκλήματα πολέμου | de oorlogsmisdaden |
η κήρυξη πολέμου | de oorlogsverklaring |
Klinkerdeletie
Een heel ander geval van woordvorming treedt op bij klinkerdeletie:
θαρτούν. | θα έρθουν. | zij zullen komen. |
στόπα. | σου το είπα. | ik zei het je. |
Reduplicatie
Bij zelfstandige naamwoorden komt een vorm van reduplicatie voor die vergelijkbaar is met de verdubbeling die bij voltooid deelwoorden voorkomt.
η επιβίβαση | het aan boord gaan | επιβαίνω | aan boord gaan |