Verbuiging
Verbuigingen zijn de veranderingen die een woord ondergaat in vorm en uitgang (bv. man, mannen; mooi, mooie).
Het gaat dan om alle woordsoorten die een dergelijke verandering ondergaan, behalve de werkwoorden. Bij werkwoorden heten dergelijke veranderingen verbuigingen.
Het gedeelte van het woord vóór de uitgang heet de stam (bv. man, mooi)
De veranderingen worden bepaald door het geslacht, het getal en de naamval.
- getal (enkelvoud of meervoud) (in de grammatica spreekt men van getal om aan te geven of het over één of over meerdere eenheden gaat) (bv. één man, tien mannen)
- geslacht (mannelijk, vrouwelijk of onzijdig) (bv. een groot huis, een grote man)
- naamval (bv. hij, hem)
Het Grieks kent vier naamvallen:
- 1e naamval, nominativus
- 2e naamval, genitivus
- 3e naamval, dativus (alleen in oude uitdrukkingen)
- 4e naamval, accusativus
- 5e naamval, vocativus.
Vooruitlopend op de behandeling in de Zinsleer:
De nominativus wordt (vooral) gebruikt voor het onderwerp.
De genitivus wordt (vooral) gebruikt om de bezitter aan te duiden (bv. het huis van de dokter, Jans boek).
De dativus wordt, net als in het Nederlands, alleen nog in enkele oude uitdrukkingen gebruikt (bijvoorbeeld: met voorbedachten rade, ten gevolge van).
De accusativus wordt (vooral) gebruikt voor het lijdend voorwerp.
De vocativus wordt gebruikt in situaties waarin een persoon of zaak wordt aangesproken of geroepen.