Bijwoorden
Bijwoorden (adverbia) fungeren in de zin als bijwoordelijke bepaling. Het zijn woorden die ofwel het gezegde, ofwel een andere bepaling, ofwel een zin in zijn geheel nader preciseren. Bijvoorbeeld:
ο Γιάννης ήρθε νωρίς. | Jan is vroeg gekomen. |
πέρασε μια πολύ δύσκολη περίοδο. | ik heb een heel moeilijke periode achter de rug. |
Sommige bijwoorden kunnen als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt.
Een aantal bijwoorden wordt onderscheiden als zinsverbindende bijwoorden: bovendien, desondanks, daarentegen, immers, trouwens etc. Een dergelijk bijwoord verbindt twee hoofdzinnen doordat de tweede hoofdzin ermee begint: de film was niet zo slecht. Integendeel, hij was best interessant.
De bijwoorden vallen in twee groepen uiteen:
- de groep van bijwoorden die is afgeleid van bijvoeglijke
naamwoorden. Deze hebben een uitgang op -α,
-ά, -ως, of
-ώς
- de groep van
'echte' bijwoorden die niet afgeleid zijn van een bijvoeglijk
naamwoord.
Nb De ontkenning 'niet' behoort tot de echte bijwoorden. Zie de pagina over ontkenning in de syntaxis.
Bijwoorden worden niet verbogen.
Hoewel dat voor het gebruik niet zo relevant is, worden bijwoorden
ingedeeld naar:
- bijwoorden van tijd: nu, dan, straks etc.
- bijwoorden van plaats: hier, daar, overal etc.
- bijwoorden van causaliteit: dus, echter, toch etc.
- bijwoorden van hoedanigheid: zelfs, nog, pas, bijna, te etc.
- bijwoorden van modaliteit: wel, niet, misschien,
ook etc.
- aanwijzende bijwoorden: hier, daar, dan, daarbij etc.
- betrekkelijke bijwoorden: waar, wanneer, toen, waarbij, waarmee etc. ')
- vragende bijwoorden: waar, hoe, wanneer, waarbij, waarmee etc.
- onbepaalde bijwoorden: ergens, er, anders etc.
Nb. Vragende bijwoorden leiden een vragende zin in. Wanneer die vragende zin omgezet wordt in de indirecte rede of in een indirecte vraag, verandert het vragende bijwoord in een betrekkelijk bijwoord:
Wanneer heb je dat gemaakt? - Ik begrijp niet wanneer je dat gemaakt hebt - Ik vraag je wanneer je dat gemaakt hebt.
Waarmee heb je dat gemaakt? - Ik begrijp niet waarmee je dat gemaakt hebt - Ik vraag je waar je dat mee gemaakt hebt.
Nb. In het Nederlands kunnen dergelijke bijwoorden scheidbaar zijn.
Nb. De woorden 'ja' en 'nee' behoren niet tot de bijwoorden maar tot de tussenwerpsels.
Nb. Waar in sommige gevallen het Nederlands een bijwoord gebruikt, gebruikt het Grieks een
andere woordsoort:
- vragend bijwoord 'hoeveel': vragend
voornaamwoord 'πόσος'
- bijwoord 'zoveel': bijvoeglijk naamwoord 'τόσος'.
') 'waarbij' en dergelijke heten officieel voornaamwoordelijke bijwoorden.
Nb. σήμερα το μεσημέρι έγινα μούσκεμα από τη βροχή - ik ben vanmiddag kletsnat/zeiknat/kleddernat/drijfnat geworden van de regen.
In deze zin is μούσκεμα, wat in feite een zelfstandig naamwoord is, als bijwoord gebruikt.
In deze zin is μούσκεμα namelijk een bepaling van gesteldheid. Een bepaling van gesteldheid is een nadere bepaling bij een ander zinsdeel, eigenlijk altijd het onderwerp of het lijdend voorwerp van de zin. In een enkel geval kan dat ook een zelfstandig naamwoord zijn.