fbicon

Nieuwgrieks, Vormleer en Zinsleer

©

 
Grammatica//MorfWerw/Term1>


Termen

 

Type CTRL-f om op deze pagina te zoeken naar termen in de linker- of rechterkolom.
Links onderin het beeld verschijnt dan een zoekveld.
De woorden in de linkerkolom zijn bijna in alle gevallen links naar de betreffende pagina in de grammatica (niveau *).
In een enkel geval is het een link naar niveau ** omdat het betreffende begrip niet opnieuw op niveau * behandeld wordt
(meestal is dat het geval van termen met betrekking tot werkwoorden en vervoeging).
Soms is het een link naar niveau *** als het gaat om een nadere specificatie.

 

Deze lijst van grammaticale termen sluit aan bij de beschrijving van de grammatica op beginners-niveau.
Een volledig overzicht van grammaticale termen is te vinden in de lijst die aansluit bij het gevorderden-niveau.

 

1e stam de stam van het werkwoord die gebruikt wordt voor een herhaalde of voortdurende handeling
2e stam de stam van  het werkwoord die gebruikt wordt voor een eenmalige of afgeronde handeling
1e vervoeging aanduiding voor de vervoeging van een groep van Griekse werkwoorden waarbij het accent van de 1e persoon enkelvoud actief niet op de laatste lettergreep valt. Bijvoorbeeld: πληρώνω
2e vervoeging aanduiding voor de vervoeging van de grootste groep van Griekse werkwoorden waarbij het accent van de 1e persoon enkelvoudactief op de laatse letter of in ieder geval op de uitgang valt. Bijvoorbeeld: μπορώ, μιλάω, λυπάμαι 
aanhalingsteken  
aantonende wijs werkwoordsvorm. Bijvoorbeeld: ik loop
aanvoegende wijs werkwoordsvorm. Bijvoorbeeld: leve de koning. Latijnse naam: coniunctivus
aanwijzend voornaamwoord Bijvoorbeeld: deze
accent elk Grieks woord dat uit meer dan één lettergreep heeft, krijgt een accent.
accentteken  
accentverschuiving verschijnsel dat het accent op een andere lettergreep komt te vallen. Dit treedt vooral op bij het verbuigen van zelfstandige naamwoorden.
accusativus de naamval waarin het lijdend voorwerp staat. Nederlands: 4e naamval.
afhankelijke vraag Bijvoorbeeld: hij vraagt of ik kom.
alfabet  
antecedent onderdeel van de hoofdzin waarnaar de bijzin verwijst. Bijvoorbeeld: het huis waar ik woon, is nieuw.
aoristus werkwoordsvorm. de Latijnse naam voor de Griekse verleden tijd (αόριστος)van de 2e stam (dieeen eenmalige of afgeronde handeling aangeeft).
aparemfato Griekse (onveranderlijke) werkwoordsvorm die gebruikt wordt bij het vormgeven van voltooide tijden.
apostrof niet te onderscheiden van een accent.
aspect, werkwoord het verschijnsel dat aangeeft of er sprake is van een herhaalde of voortdurende handeling of van een eenmalige of afgeronde handeling.
augment de toevoeging aan een werkwoordsvorm die kan voorkomen bij de verleden tijd.
Dit begrip wordt niet op dit niveau behandeld.
bedrijvende zin Bijvoorbeeld: ik lees (vooral gebruikt om de tegenstelling met andere soorten zinnen aan te duiden).
beknopte bijzin Bijvoorbeeld: ik zit te lezen.
bepaald lidwoord Bijvoorbeeld: de, het
deze begint niet met een komma, in tegenstelling tot de uitbreidende bijvoeglijke bijzin. Bijvoorbeeld: de kinderen die op straat spelen, zijn gevaarlijk bezig.
betrekkelijk voornaamwoord het voornaamwoord in de bijzin dat verwijst naar een zinsdeel in de hoofdzin. Bijvoorbeeld: het huis waar ik woon, is nieuw.
betrekkelijke bijzin bijzin die begint met een betrekkelijk voornaamwoord.
bevelende wijs werkwoordsvorm. Bijvoorbeeld: ga gauw zitten.
bevestigende zin Bijvoorbeeld: ik lees (vooral gebruikt om de tegenstelling met ontkennende zinnen aan te duiden).
bezittelijk voornaamwoord Bijvoorbeeld: mijn boek
bijvoeglijk naamwoord woordsoort. Bijvoorbeeld: een mooi boek
bijvoeglijke bepaling zinsdeel. Bijvoorbeeld: een goed geschreven boek.
bijvoeglijke bijzin bijzin die de rol van een bijvoeglijke bepaling vervult. Bijvoorbeeld: een boek, dat goed geschreven is.
bijvoeglijke bijzin, komma uitbreidende bijvoeglijke bijzinnen beginnen met een komma, beperkende niet.
bijwoord woordsoort. Een woord dat een nadere bepaling geeft van een ander woord, niet zijnde een zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: Vanavond wordt het koeler.
bijwoord, echt woordsoort. Een bijwoord dat niet gebaseerd is op een bijvoeglijk naamwoord.
bijwoordelijke bepaling zinsdeel dat dezelfde rol speelt als een bijwoord. Bijvoorbeeld: Op zee is het koeler.
bijwoordelijke bijzin bijzin die dezelfde rol speelt als een bijwoord. Bijvoorbeeld: Het zal koeler worden wanneer de zon onder is.
bijzin een geheel van zinsdelen dat op zichzelf een zelfstandige zin is, maar afhankelijk is van de overblijvende zin.
bijzin, betrekkelijk is gelijk aan een bijvoeglijke bijzin. Een bijzin die de rol van een bijvoeglijke bepaling vervult. Bijvoorbeeld: een boek, dat goed geschreven is.
bijzin, bijvoeglijk zie: betrekkelijke bijzin
bijzin, bijvoeglijk beperkend zie: beperkende bijvoeglijke bijzin
bijzin, toegevend bijwoordelijke bijzin van toegeving. Bijvoorbeeld: Ook al regent het, ik ga toch de hond uitlaten.
bijzin van beperking bijwoordelijke bijzin. Bijvoorbeeld: Verkopen ze hier ook de kaartjes, voor zover u weet?
bijzin van doel bijwoordelijke bijzin. Bijvoorbeeld: Neem een paraplu mee, opdat je niet nat wordt.
bijzin van gevolg bijwoordelijke bijzin. Bijvoorbeeld: Ik verstopte me zodat hij me niet kon vinden.
bijzin van plaats bijwoordelijke bijzin. Bijvoorbeeld: Ik zal aan je denken, waar je ook bent.
bijzin van reden/oorzaak bijwoordelijke bijzin. Bijvoorbeeld: Omdat hij te laat was, moet hij nablijven.
bijzin van tijd bijwoordelijke bijzin. Bijvoorbeeld: Toen hij thuis kwam, ging hij de krant lezen.
bijzin van toegeving bijwoordelijke bijzin. Bijvoorbeeld: Ook al regent het, ik ga toch de hond uitlaten.
bijzin van vergelijking bijwoordelijke bijzin. Bijvoorbeeld: Zoals de ouden zingen, piepen de jongen.
bijzin van voorwaarde bijwoordelijke bijzin. Bijvoorbeeld: Als ik kaartjes had, was ik gegaan.
bijzin van vrezen bijwoordelijke bijzin. Bijvoorbeeld: Ik ben bang dat hij niet komt.
comparativus Latijnse naam voor de vorm van een bijvoeglijk naamwoord dat gebruikt wordt in een vergelijking. Bijvoorbeeld: groter, grootst
coniunctivus werkwoordsvorm die vooral in bijzinnen wordt gebruikt. Nederlandse naam: aanvoegende wijs.
coniunctivus 1 coniunctivus die gevormd wordt op basis van de 1e stam om een herhaalde of voortdurende handeling aan te geven.
coniunctivus 2 coniunctivus die gevormd wordt op basis van de 2e stam om een eenmalige of afgeronde handeling aan te geven.
dativus de naamval waarin het meewerkend voorwerp staat. Nederlands: 3e naamval.
datum  
deelwoord werkwoordsvorm. Bijvoorbeeld: lopend, gelopen
deelwoord, tegenwoordig werkwoordsvorm. Bijvoorbeeld: lopend
deelwoord, voltooid werkwoordsvorm. Bijvoorbeeld: gelopen
deponens werkwoord dat in het Grieks een passieve vorm heeft, maar een actieve betekenis. Bijvoorbeeld: έρχομαι - komen.
directe rede zinsvorm die een letterlijke weergave is van het gesprokene. Bijvoorbeeld: Hij zei: ik ga morgen wel.
directe vraag zinsvorm die een letterlijk weergave is van een vraag. Bijvoorbeeld: Kom je morgen?
dubbele punt  
eenlettergrepige woord dergelijke woorden hebben in principe geen accent.
eigennaam namen van personen, maanden, plaatsen en dergelijke.
enkelvoud, verbuigen woordvorm. Bijvoorbeeld: schaap.
enkelvoud, vervoegen werkwoordsvorm. Bijvoorbeeld: ik loop, jij zit.
enkelvoudige zin zin zonder bijzin
fonetisch schrift methode om klanken in schrift weer te geven.
futurum werkwoordsvorm voor de toekomende tijd.
futurum 1 futurum die gevormd wordt op basis van de 1e stam om een herhaalde of voortdurende handeling aan te geven
futurum 2 uturum die gevormd wordt op basis van de 1e stam om een eenmalige of afgeronde handeling aan te geven
gebiedende wijs werkwoordsvorm. Bijvoorbeeld: ga gauw zitten.
gebiedende zin Bijvoorbeeld: ga gauw zitten.
genitivus de naamval waarmee een bezitsrelatie wordt aangegeven. Nederlands: 2e naamval.
geslacht bepaalt in bijna alle gevallen de uitgang van zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en dergelijke.  mannelijk, vrouwelijk of onzijdig.
getal, verbuiging bij verbuigen van zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en dergelijke wordt de uitgang mede bepaald door het aantal: enkelvoud of meervoud.
getal, geheel Bijvoorbeeld: dertien, 25.
getal, gebroken Bijvoorbeeld: tweeëneenhalf, 4 1/2, 8,3.
gezegde zinsdeel dat de feitelijke handeling van de zin weergeeft.
grammatica de beschrijving van de klanken, tekens en regels van de taal, en de bijbehorende betekenissen, om te komen tot betekenisvolle zinnen.
haakje  
hoge punt in het Grieks gebruikt in plaats van de Nederlandse puntkomma.
hoofdletter, maanden en dagen  
hoofdtelwoord Bijvoorbeeld: 16. In tegenstelling tot rangtelwoorden.
hoofdzin zin die overblijft nadat de bijzinnen zijn verwijderd.
hulpaccent wordt toegevoegd indien een woord (eventueel met erop volgende persoonlijke voornaamwoorden) zou eindigen op meer dan twee onbeklemtoonde lettergrepen.
imperativus werkwoordsvorm die wordt gebruikt om een bevel aan te geven.. Nederlandse naam: gebiedende wijs.
imperativus 1 imperativus die gevormd wordt op basis van de 1e stam om een herhaalde of voortdurende handeling aan te geven.
imperativus 2 imperativus die gevormd wordt op basis van de 2e stam om een eenmalige of afgeronde handeling aan te geven.
indirecte rede zinsvorm waarbij de woorden van iemand in een bijzin worden weergegeven. Bijvoorbeeld: Hij zegt dat hij komt.
infinitief werkwoordsvorm. Deze onveranderlijke vorm wordt in het Nederlands gebruikt om het werkwoord als zodanig aan te geven. Bijvoorbeeld: hij zit te vissen.
katharevousa Tot 1976 de officiële vorm van de Griekse taal.
klankleer de studie die vorming en klank van spraakklanken tot onderwerp heeft.
kleine letter, bijvoeglijke naamwoorden bijvoeglijke naamwoorden die afgeleid zijn van een naam, worden in het Grieks met een kleine letter geschreven.
klemtoonverschuiving eigenlijk: accentverschuiving. Het verschijnsel dat het accent op een andere lettergreep komt te vallen. Dit treedt vooral op bij het verbuigen van zelfstandige naamwoorden.
klinker klank die zonder belemmering door de mondholte wordt gevormd.
klinkercombinatie de klank van een combinatie van klinkers is niet gelijk aan de opeenvolging van klanken van de afzonderlijke klinkers.
komma leesteken
leeftijd leeftijdsaanduiding als toepassing van getallen
leesteken Bijvoorbeeld: punt, komma, uitroepteken en dergelijke
lidwoord Bijvoorbeeld: de, een
lidwoord, bepaald Bijvoorbeeld: de, het
lidwoord, onbepaald Bijvoorbeeld: een
lijdende zin zin in de lijdende vorm. Bijvoorbeeld: de hond wordt geslagen.
lijdend voorwerp zinsdeel waarop het werkwoord zijn werking heeft. Bijvoorbeeld: hij slaat de hond.
mannelijk één van de drie vormen die het geslacht van een zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en dergelijke kan hebben.
medeklinker klank die bij het maken in de mondholte belemmerd wordt door lippen, tong, neus of keel.
meervoud, verbuigen woordvorm. Bijvoorbeeld: schapen.
meervoud, vervoegen werkwoordsvorm. Bijvoorbeeld: wij lopen, jullie zitten.
meewerkend voorwerp zinsdeel dat naast het onderwerp en het lijdend voorwerp direct betrokken is bij de handeling. Bijvoorbeeld: hij geeft het boek aan Marie.
naamwoordelijk deel van het gezegde het deel van het gezegde dat overblijft nadat de werkwoordelijke delen daaruit zijn verwijderd. Bijvoorbeeld: hij wordt leraar.
naamval vorm van de woorden in een zinsdeel die aangeeft in welke relatie dat zinsdeel staat tot de overige zinsdelen in de zin. Het onderwerp staat bijvoorbeeld in de 1e naamval, het lijdend voorwerp in de 4e.
nominativus de naamval waarin het onderwerp staat. Nederlands: 1e naamval.
onbepaald lidwoord Bijvoorbeeld: een
onbepaalde telwoord Bijvoorbeeld: veel
onbepaalde wijs werkwoordsvorm die het werkwoord als zodanig weergeeft.Bijvoorbeeld: hij zit te vissen.
onderwerp zinsdeel dat in eerste instantie bij het werkwoord betrokken is.
onovergankelijk werkwoord werkwoord dat niet voorzien kan worden van een lijdend voorwerp. Bijvoorbeeld: verdwijnen.
onpersoonlijk werkwoord werkwoord dat alleen in de derde persoon voorkomt. Bijvoorbeeld: regenen.
onpersoonlijke zin zin, gebruik makend van een loos onderwerp. Bijvoorbeeld: het is mogelijk dat ..., het lijkt erop dat ... .
onregelmatig werkwoord Bijvoorbeeld: zijn, was, geweest.
ontkennende zin Bijvoorbeeld: ik heb niet geslapen.
onvoltooide tijden werkwoordsvormen die geen gebruik maken van het hulpwerkwoord hebben.
onzijdig één van de drie vormen die het geslacht van een zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en dergelijke kan hebben.
overgankelijke werkwoorden werkwoord dat voorzien kan worden van een lijdend voorwerp. Bijvoorbeeld: slaan.
overgankelijke werkwoorden, passieve werkwoordsvormen Griekse werkwoordsvormen die een actieve betekenis hebben, terwijl ze een passieve vorm hebben.
overtreffende trap Bijvoorbeeld: mooist.
paratatikos werkwoordsvorm voor de Griekse verleden tijd van de 1e stam (die een herhaalde of voortdurende handeling aangeeft).
partikel klein onverbuigbaar woord dat niet behoort tot één van de woordsoorten: bijwoorden, voorzetsels, voegwoorden of uitroepen.
passivum werkwoordsvorm, lijdende vorm
percentage percentage als toepassing van getallen.
persoon, 1e, 2e, 3e werkwoordsvorm die de relatie tussen de spreker en het onderwerp aanduidt.
persoonlijk voornaamwoord Bijvoorbeeld: ik, u
persoonlijk voornaamwoord, zwak Bijvoorbeeld: me
persoonsvorm werkwoordsvorm die het getal en persoon van het werkwoord in de zin aanduidt.
punt leesteken
rangtelwoord Bijvoorbeeld: eerste, andere
regelmatig werkwoord Bijvoorbeeld: tekenen
samenstelling Bijvoorbeeld: bankpas
semantiek betekenisleer. De studie de betekenis van woorden, zinsdelen en zinnen tot onderwerp heeft.
spraakleer klankleer. De studie die vorming en klank van spraakklanken tot onderwerp heeft.
stam dat deel van een woord dat bij verbuiging of vervoeging omveranderd blijft.
stam, werkwoord Bijvoorbeeld: melden, meld-
stam, eerste de stam van het werkwoord die gebruikt wordt voor de vormen die een herhaalde of voortdurende handeling aanduiden.
stam, tweede de stam van het werkwoord die gebruikt wordt voor de vormen die een eenmalige of afgeronde handeling aanduiden.
stamtijden kort overzicht van enkele actieve en passieve werkwoordsvormen die een compleet inzicht verschaffen in de vorming van alle overige tijden en wijzen, in het bijzonder van de gebruikte stammen.
stellende trap de basisvorm van een bijvoeglijk naamwoord, in tegenstelling tot de vergrotende of overtreffende trap. Bijvoorbeeld: mooi, mooier, mooist.
syntaxis het geheel van woordsoorten en zinsdelen, en de regels die gelden voor het maken van betekenisvolle zinnen.
tegenwoordig deelwoord werkwoordsvorm. Bijvoorbeeld: lopend
tegenwoordige tijd tijd van het werkwoord die de werkwoordsvormen omvat die een handeling in het heden aanduiden.
telwoord Bijvoorbeeld: acht, veel, derde, andere
telwoord, hoofd- Bijvoorbeeld: acht, veel
telwoord, rang- Bijvoorbeeld: derde, andere
tijd, werkwoord tegenwoordige tijd, verleden  tijd of toekomende tijd.
toekomende tijd tijd van het werkwoord die de werkwoordsvormen omvat die een handeling in de toekomst aanduiden.
tweeklank combinatie van twee klanken die niet tot een andere klank versmelten.
uitgang, verbuigen de toevoeging aan de stam van een zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en dergelijke afhankelijk van geslacht, getal en naamval.
uitgang, vervoegen de toevoeging aan de stam van een werkwoord afhankelijk van vorm, aspect, wijs, tijd, persoon en getal.
uitroepteken  
verbuiging verandering van een zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en dergelijke door het wijzigen van de uitgang afhankelijk van geslacht, getal en naamval.
vergelijking, trappen van de stellende trap, de vergrotende trap, de overtreffende trap. Bijvoorbeeld: mooi, mooier, mooist.
vergrotende trap Bijvoorbeeld: mooier
verkleinwoorden Bijvoorbeeld: kindje, autootje
verleden tijd tijd van het werkwoord die de werkwoordsvormen omvat die een handeling in het verleden aanduiden.
vervoeging verandering van een werkwoord door het wijzigen van de uitgang afhankelijk van vorm, aspect, wijs, tijd, persoon en getal.
vervoeging, 1e, 2e de Griekse werkwoorden worden, wat vervoeging betreft, onderverdeeld in twee hoofdgroepen. De 1e vervoeging omvat alle werkwoorden waarvan het accent in de 1e persoon enkelvoud actief nietop de laatste lettergreep valt. Bijvoorbeeld: πληρώνω.
De 2e vervoeging omvat alle overige werkwoorden.
vocativus de naamval waarin de aangeroepen persoon staat. Nederlands: 5e naamval.
voegwoord woordsoort die twee zinnen verbindt.
voltooid deelwoord werkwoordsvorm. Bijvoorbeeld: gelopen, verbeterd
voltooide tijd tijd van het werkwoord die de werkwoordsvormen omvat die een handeling als afgelopen voorstellen. Bijvoorbeeld: ik heb gegeten, jij had gelezen, hij zal hebben geslapen, hij zou hebben gewacht.
voornaamwoord woordsoort die personen of zaken aanduidt zonder die specifiek te beschrijven.
voornaamwoord, aanwijzend Bijvoorbeeld: die, deze
voornaamwoord, betrekkelijk het voornaamwoord in de bijzin dat verwijst naar een zinsdeel in de hoofdzin. Bijvoorbeeld: het huis waar ik woon, is nieuw.
voornaamwoord, bezittelijk Bijvoorbeeld: mijn
voornaamwoord, onbepaald Bijvoorbeeld: elk
voornaamwoord, persoonlijk Bijvoorbeeld: ik
voornaamwoord, vragend Bijvoorbeeld: wie
voornaamwoord, wederkerend Bijvoorbeeld: zich
voornaamwoord, wederkerig Bijvoorbeeld: elkaar
voorzetsel woordsoort die de relatie tussen bepaalde zinsdelen aanduidt.
vorm, actief of passief werkwoordsvorm die aangeeft of er sprake is van een actieve of lijdende zin. Bijvoorbeeld: de man slaat de hond, de hond wordt geslagen.
vormleer De studie die vorming van woorden en woordsoorten tot onderwerp heeft.
vraagteken leesteken
vrouwelijk één van de drie vormen die het geslacht van een zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en dergelijke kan hebben.
wederkerend voornaamwoord Bijvoorbeeld: zich
wederkerend werkwoord Bijvoorbeeld: zich schamen
wederkerig voornaamwoord Bijvoorbeeld: elkaar
werkwoord woordsoort. Het werkwoord geeft in een zin de handeling, wijziging, of toestand aan waar het in die zin om gaat.
werkwoord, onregelmatig Bijvoorbeeld: lopen, liep, gelopen; zijn, ben, geweest
werkwoord, regelmatig Bijvoorbeeld: tekenen, tekende, getekend
werkwoord, onovergankelijk werkwoord dat niet voorzien kan worden van een lijdend voorwerp. Bijvoorbeeld: verdwijnen.
werkwoord, overgankelijk werkwoord dat voorzien kan worden van een lijdend voorwerp. Bijvoorbeeld: slaan.
werkwoord, wederkerend Bijvoorbeeld: zich schamen
werkwoord, wederkerig, passieve vormen In het Grieks kan de passieve vorm gebruikt worden om wederkerigheid uit te drukken.
woordleer de studie die woorden, woordsoorten en woordvormen tot onderwerp heeft.
woordsoort Bijvoorbeeld: werkwoord, lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel, voegwoord en dergelijke.
woordvorming de wijze waarop woorden uit elkaar kunnen worden afgeleid.
zelfstandig naamwoord woordsoort die een ding, een zaak of een toestand aanduidt.
zin, bevestigende Bijvoorbeeld: ik lees (vooral gebruikt om de tegenstelling met ontkennende zinnen aan te duiden).
zin, lijdende zin in de lijdende vorm. Bijvoorbeeld: de hond wordt geslagen.
zin, ontkennende Bijvoorbeeld: ik heb niet geslapen.
zin, vragende Bijvoorbeeld: is er nog koffie?
zin, gebiedende Bijvoorbeeld: ga zitten!
zin, uitroepend Bijvoorbeeld: hoera!
zin, mededelend Bijvoorbeeld: ik ben moe.
zinsdelen Bijvoorbeeld: onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp en dergelijke.
zinsleer de studie die het geheel van woordsoorten en zinsdelen, en de regels die gelden voor het maken van betekenisvolle zinnen, tot onderwerp heeft.
zwakke persoonlijke voornaamwoorden Bijvoorbeeld: me

 

 

 

 

 

© Auteursrecht voorbehouden. Zie pagina Copyright
 
  
 

Betekenis:
Betekenisleer

l

Zin:
Zinsleer

l

Woord
Vormleer

l

Letter:
Alfabet

l

Klank:
Fonologie

     

*

*

*

*

   

+

+

De bovenstaande zwarte sterren geven van elke pagina het niveau aan.
1 ster: beginnersniveau
2 sterren: gevorderden-niveau
3 sterren: studieniveau
1 plus: beschouwing
2 plussen: overzichten en dwarsverbanden

Alle onderwerpen komen in ieder geval op niveau 1 aan de orde.
Een zwart naar boven wijzend driehoekje geeft aan dat een onderwerp ook op een hoger niveau aan de orde komt.

De zwarte naar links en rechts wijzende gesloten driehoekjes in het midden van het scherm zijn links naar de volgende pagina van hetzelfde onderwerp op hetzelfde niveau.

Teksten met een gestippelde onderstreping zijn links en/of tooltips.

In het geval van een link wijzigt tevens de achtergrondkleur.