fbicon

Nieuwgrieks, Vormleer en Zinsleer

Bezoek ook: www.woordenlijstnieuwgrieks.nl
Nieuwgrieks, Vormleer en Zinsleer
Bezoek ook: www.woordenlijstnieuwgrieks.nl

©

 
Grammatica//Synt/SyntZin1Zins


Zinsdelen


Onderwerp, gezegde en overige zinsdelen


Een zin is een combinatie van woorden en/of woordgroepen die samen een afgeronde uitspraak vormen.

Een zin is samengesteld uit zinsdelen.
Een zinsdeel is een woord of woordgroep die door hun functie in de zin bijdraagt tot de betekenis van de zin.

Het zinsdeel dat in eerste instantie bij de handeling, beweging of toestand die in de zin wordt beschreven, betrokken is, is het onderwerp. In het Grieks wordt het onderwerp niet expliciet in de zin vermeld als het uit de werkwoordsvorm blijkt.

Onderwerp: De auto rijdt nog steeds.
onderwerpszin: Wie voorzichtig rijdt, maakt weinig ongelukken.
η λάμπα φωτίζει το δωμάτιο.
διαβάζεις;
de lamp verlicht de kamer.
lees je?

Het zinsdeel dat de handeling, beweging of toestand uitdrukt, die in de zin beschreven wordt, is het gezegde. Het gezegde bestaat minimaal uit de persoonsvorm.

de auto rijdt nog steeds.
ik zou dat niet hebben kunnen doen
.
Persoonsvorm: rijdt respectievelijk zou.
ο ήλιος λάμπει.
τα παιδιά έχουν παίξει.
de zon schijnt.
de kinderen hebben gespeeld
.

Een gezegde is ofwel een werkwoordelijk gezegde ofwel een naamwoordelijk gezegde.
Een werkwoordelijk gezegde bestaat alleen uit een persoonsvorm en eventueel andere werkwoordelijke vormen.

de poes kwam direct aangelopen.
hij zat televisie te kijken.
hij liep de kamer binnen.
ο ήλιος λάμπει.
τα παιδιά έχουν παίξει.
de zon schijnt.
de kinderen hebben gespeeld.

Een naamwoordelijk gezegde verbindt het onderwerp door middel van een koppelwerkwoord met een naamwoord of een woordgroep die op het onderwerp een toelichting of eigenschap geeft.

Karel is notaris.
Marietje wordt fysiotherapeut.
wij blijven je trouw.
deze oplossing bleek de beste.
hij lijkt me een jofele kerel.
mijn buurman heet ziek te zijn.
dat dunkt me wel geloofwaardig.
die uitvlucht komt me verdacht voor.
ο Παύλος είναι πλούσιος.
θα γίνει καθηγητής.
φαίνεται τίμιος άνθρωπος.
Paulus is rijk.
hij wordt leraar.
hij lijkt een eerlijk mens.

De Nederlandse koppelwerkwoorden zijn: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.
Binnen het naamwoordelijk gezegde worden onderscheiden:
- het werkwoordelijk deel van het gezegde;
- het naamwoordelijk deel van het gezegde.

Werkwoordelijk deel: Hij lijkt me een jofele kerel.
Naamwoordelijk deel: Hij lijkt me een jofele kerel.

Nb. De regel dat het onderwerp en het naamwoordelijk gezegde in geslacht en getal overeenstemmen, wordt in het Grieks ook toegepast op bepalingen van gesteldheid die uit alleen maar een bijvoeglijk  naamwoord bestaan:

ο Σωτήρης πέθανε φτωχός.
ο Κώστας τους δέχεται όρθιος.
κατάχλωμος ο παπάς κοίταζε το νερό.
Sotiris stierf arm.
Kostas ontvangthen staand.
lijkbleek keek de priester naar het water.

Het zinsdeel dat uitdrukt op wie of wat de handeling is gericht, wie of wat de handeling ondergaat, is het lijdend voorwerp.

een voorzichtige chauffeur maakt weinig ongelukken.
ο Γιώργος χαϊδεύει το σκύλο. Giorgos aait de hond.

Het zinsdeel dat aangeeft wie of wat de uitvoering van de handeling mogelijk maakt, is het meewerkend voorwerp.

Kees gaf zijn vrouw een gouden ring.
de leraar gaf het rapport aan de leerling.
του ζήτησα χρήματα. ik vroeg hem geld.

Het zinsdeel dat een nadere specificatie geeft van een zelfstandig naamwoord (of daarmee gelijk te stellen woord) of van een woordgroep die op een zelfstandig naamwoord is gebaseerd, heet een bijvoeglijke bepaling.

de kat van de buren
mijn tante
die lieve dame
de ring die hij kocht, was uiterst kostbaar.
μια μεγάλη πόλη een grote stad

Een bijvoeglijke bepaling is dus altijd een onderdeel van een ander zinsdeel.

Van het onderwerp: Een voorzichtige chauffeur maakt weinig ongelukken.
Van het lijdend voorwerp: Een voorzichtige chauuffeur maakt weinig ongelukken.
Van het meewerkend voorwerp: Kees gaf zijn vrouw een gouden ring.

Een bijvoeglijke bepaling kan dus zelf ook weer onderdeel zijn van een andere bijvoeglijke bepaling.

de kat van onze beste vrienden

Een bijvoeglijke bepaling kan met behulp van een betrekkelijk voornaamwoord de vorm aannemen van een bijvoeglijke bijzin.


Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel dat twee functies kan vervullen:

- het geeft een nadere specificatie geeft van de handeling, beweging of toestand die door het gezegde in de zin wordt uitgedrukt:

hij loopt op straat.
de tafel is netjes gedekt.
zonder te groeten ging hij weg.
σε ένα χρόνο έγραψε δυο βιβλία.
εγώ φεύγω σήμερα.
in één jaar schreef hij twee boeken.
ik ga vandaag weg.

- het geeft een nadere specificatie van een woord of woordgroep, niet zijnde een zelfstandig naamwoord of een woordgroep die op een zelfstandig naamwoord is gebaseerd (in dat geval is namelijk sprake van een bijvoeglijke bepaling):
Van een bijvoeglijke bepaling: Hij koopt een heel dure ring.
Van een bijwoordelijke bepaling: Hij gaat heel vroeg naar zijn werk.
ο δρόμος είναι εξαιρετικά επικίνδυνος. de weg is buitengewoon gevaarlijk.

Een bijwoordelijke bepaling kan met behulp van een voegwoord (niet zijnde een betrekkelijk voornaamwoord) de vorm aannemen van een bijwoordelijke bijzin.



Behalve voornoemde zinsdelen komen nog de volgende zinsdelen voor:
- belanghebbend voorwerp (hij heeft een lamp voor zijn kamer gekocht)
- voorzetselvoorwerp (ik wacht op zijn broer)
- bepaling van gesteldheid (hij lag wakker in bed)
- bijstelling (ken jij Jan, die schilder, ook?)
- aangesproken persoon (meneer, U mag binnenkomen)
- tussenwerpsel (hij trouwt, wie had dat ooit gedacht, met Maria)
Het belanghebbend voorwerp, het voorzetselvoorwerp en de bepaling van gesteldheid kunnen zonder al te veel bezwaar als varianten van het meewerkend voorwerp, respectievelijk de bijwoordelijke bepaling worden gezien.

 

 

 

 

 

©Auteursrecht voorbehouden. Zie pagina Copyright

  

Betekenis:
Betekenisleer

l

Zin:
Zinsleer

l
Woord:
Woordleer
l

Letter:
Alfabet

l

Klank:
Fonologie

     

*

*

*

*

   

+

+

 

De bovenstaande zwarte sterren geven van elke pagina het niveau aan.
1 ster: beginnersniveau
2 sterren: gevorderden-niveau
3 sterren: studieniveau
1 plus: beschouwing
2 plussen: overzicht

 

Toelichting werkwoordsvormen:

έχουν παίξει < παίζω - spelen
πέθανε < πεθαίνω - sterven
έγραψε < γράφω - schrijven