Hoofdzin ingeleid door een partikel (να)
De volgende partikels worden gebruikt om een hoofdzin in te leiden:
να | - vraagzin - gebiedende zin - wenszin |
- vraagzin die twijfel uitdrukt bij de vraagsteller - retorische vraag - vraagzin met twijfel of de ander het antwoord kent. |
μακάρι να | - zin drukt hoop of wens uit | |
ίσως να | - zin drukt veronderstelling of mogelijkheid uit | |
παραλίγο να | - bijna ... | |
ας | - aansporende zin (adhortatief) - toegevende zin (concessief) - wenszin (optatief) |
|
θα | -toekomende tijd - irrealis, potentialis |
Bij hoofdzinnen die ingeleid worden door (μακάρι / ίσως)
να gaat het om elliptische constructies waarbij werkwoorden
als πρέπει (het moet)
, θέλω
(willen), εύχομαι (wensen)
en dergelijke ontbreken.
Het gebruik van να als partikel in de
hoofdzin komt daarin dan overeen met het gebruik van het voegwoord
να.
Het partikel να
Vraagzin die twijfel uitdrukt bij de vraagsteller. Deze zinnen staan in de 1e persoon en gaan gepaard met de coniunctivus:
(τι λέτε;) να φύγουμε; | (wat vinden jullie ervan?) zullen we gaan? |
(τι λες;) να πάω να μαγειρέψω; | (wat vind je?) zal ik (maar eens) gaan koken? |
να πάω ή να μην πάω στο πάρτι; | zal ik naar het feestje gaan of niet? |
πού να πάμε; | waar zullen we ('ns) heengaan? |
τι να φορέψω απόψε; | wat moet ik (nou) aan vanavond? |
ποιον να ρωτήσω; | aan wie moet ik het (nou) vragen? |
Retorische vraag
Een retorische vraag is een vraag waarop de spreker
in feite geen antwoord verwacht omdat hij ervan uitgaat dat er maar
één antwoord mogelijk is, namelijk het zijne:
γιατί να μη φύγουμε; | waarom zouden we niet weggaan? |
γιατί να του το πεις; | waarom zou je het hem vertellen? |
τι να έκανε; | wat had hij anders moeten doen? |
τι να του έλεγα; | wat had ik (dan) tegen hem (moeten) zeggen? |
ποιον άλλον ν' αγαπούσα; | van wie had ik anders moeten houden? (lett.: van wie anders zou ik houden?) |
Vraagzin waarbij de vraagsteller niet zeker weet of de ander het
antwoord kent.
De vraag wordt mede ingeleid door een vraagwoord.
De vraagstelling laat ruimte open over voor speculatie. Het antwoord
is dus vaak een waarschijnlijkheidsconstructie met θα.
Να wordt in deze gevallen steeds gevolgd door een
indicativus.
vraag: | σε ποιον να έχει δώσει το κλειδί; | aan wie zou hij de sleutel hebben gegeven? |
antwoord: | θα το έχει δώσει στο θυρωρό. | hij zal hem wel aan de portier gegeven hebben. |
vraag: | πού να κοιμήθηκε; | waar zou hij geslapen hebben? |
antwoord: | θα κοιμήθηκε μάλλον σε ξενοδοχείο. | hij zal wel in een hotel geslapen hebben. |
vraag: | πόσο να κράτησε η παράσταση; | hoe lang zou de voorstelling geduurd hebben? |
antwoord: | η παράσταση θα κράτησε μιάμιση ώρα. | de voorstelling zal zo'n anderhalf uur geduurd hebben. |
Ter vergelijkingde vragen met hun
respectievelijk 'gewone' varianten:
σε ποιον έχει δώσει το κλείδι; | aan wie heeft hij de sleutel gegeven? |
πού κοιμήθηκε; | waar heeft hij geslapen? |
πόσο κράτησε η παράσταση; | hoe lang duurde de voorstelling? |
Deze vraagzinnen kunnen worden versterkt met άραγε (eigenlijk, toch).
Het antwoord kan versterkt worden met μάλλον
(waarschijnlijk, wel).