Voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden
Adversatieve voegwoorden
Adversatieve voegwoorden zijn voegwoorden die een tegenstelling
weergeven.
De meest gebruikelijk adversatieve werkwoorden zijn:
άλλα | maar, doch |
μα | maar, doch |
όμως | maar, daarentegen, echter |
και/κι όμως | en toch, maar toch, toch |
ωστόσο | toch, desondanks |
Een tegenstelling kan versterkt worden met het partikel μεν.
Enkele minder gebruikelijke adversatieve voegwoorden zijn:
δε, παρά, πλην (όμως), αλλ' όμως .
De adversatieve voegwoorden worden in het Grieks over het algemeen op dezelfde manier gebruikt als in het Nederlands:
έψαξα παντού, αλλά δεν το βρήκα. | ik heb overal gezocht, maar heb het niet gevonden. |
με είχαν καλέσει, μα δεν πήγα. | ze hadden me uitgenodigd, maar ik ben niet gegaan. |
ο Θανάσης κάθισε πέντ' έξι μέρες, όμως η Φανή έφυγε αμέσως. | Thanasis bleef een paar dagen, maar Fani ging onmiddellijk weg. |
ήταν πολύ στενοχωρημένος κι όμως δε μου είπε τίποτα. | hij was erg verdrietig en toch vertelde hij me niets. |
δεν είπε τίποτα στο σπίτι, ωστόσο το έμαθαν οι γονείς του. | hij zei er thuis niets over, maar zijn ouders kwamen het toch te weten. |
βρήκε μια πρόχειρη αλλά ικανοποιητική λύση. | ze vonden een tijdelijke, doch bevredigende oplossing. |
Wanneer een tegenstelling in twee opeenvolgende
zinnen wordt uitgedrukt (gescheiden door een punt of hoge punt),
worden όμως en ωστόσο
in de tweede zin doorgaans niet vooraan geplaatst, maar achter
het zinsdeel dat in contrast staat met wat er in de eerste zin wordt
uitgedrukt:
ο Θανάσης κάθισε πέντ' έξι μέρες. Η Φανή όμως έφυγε αμέσως. | Thanasis bleef een paar dagen. Fani daarentegen ging onmiddellijk weg. | όμως staat direct achter Fani, vanwege de tegenstelling tussen Thanasis en Fani. |
δεν είπε τίποτα στο σπίτι· το έμαθαν ωστόσο οι γονείς του. | hij zei er thuis niets over; desondanks kwamen zijn ouders het te weten. | ωστόσο staat achter έμαθαν, vanwege de tegenstelling tussen 'niets zeggen' en 'te weten komen'. |
μου αρέσει η επαρχία· όμως, δε θα ήθελα να ζήσω σε χωριό. | ik houd van het platteland; toch zou ik niet in een dorp willen wonen. | de hele tweede zin vormt het contrast met de eerste:όμως wordt vooraan geplaatst gevolgd door een komma. |
Soms wordt een tegenstelling versterkt door in de eerste hoofdzin het partikel μεν te plaatsen, gevolgd door δε (in de betekenis van maar) of αλλά in de tweede zin.
καταλαβάινω μεν τι θέλεις, αλλά δεν θα σου κάνω το χατίρι. | ik begrijp heus wel wat je wilt, maar je krijgt tóch je zin niet. |
ναι μεν έχεις δίκιο, αλλά δεν γίνεται. | (ja,) je hébt gelijk, maar het gaat gewoon niet. |
Minder gebruikelijk adversatieve voegwoorden zijn:
δε | maar | altijd op de tweede plaats in de zin (niet te verwarren met de onkenning δε). |
παρά | maar | altijd met een ontkenning in de hoofdzin. |
πλην (όμως) | maar | |
αλλ΄ όμως | maar |
εμείς φύγαμε, εκείνοι δε μείνανε. | wij zijn weggegaan, maar zíj zijn (nog) gebleven. |
εμείς μεν φύγαμε, εκείνοι δε μείνανε. | wíj zijn weggegaan, maar zíj zijn (nog) gebleven). |
δεν κάθεται, παρά τρέχει όλη την μέρα. | hij luiert (lett.: zit) (helemaal) niet, maar rent (zich) de hele dag (rot). |
το ήθελε, πλην όμως δεν τα κατάφερε. | hij wilde het (wel), maar het is hem toch niet gelukt. |
το ήθελε, αλλ' όμως δεν τα κατάφερε. | hij wilde het (wel), maar het is hem toch niet gelukt. |
Let op:
Παρά is in combinatie met να
een onderschikkend voegwoord van vergelijking. Na
een ontkenning heeft het (onder weglating van de ontkenning)
de betekenis van '(alleen) maar', 'slechts' of '(niets) dan':
δε θέλω τίποτ' άλλο παρά να κοιμηθώ. | ik wil alleen maar slapen (lett.: ik wil niets anders dan slapen). |
δεν κάνει τίποτ' άλλο παρά να γκρινιάζει. | hij doet niets anders dan klagen (lett.: hij doet niets anders dan dat hij klaagt). |
Nb. παρά kan ook bijwoord zijn, met dezelfde betekenissen:
δεν έχω παρά δέκα δραχμές πάνω μου. | ik heb maar tien drachmen bij me. |