Bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden noemen kenmerken van zelfstandige naamwoorden of van andere woorden die zelfstandig gebruikt kunnen worden.
Bijvoeglijke naamwoorden kunnen op drie manieren gebruikt worden:
- als bijvoeglijke bepaling bij een zelfstandig naamwoord: de
harde noot;
- als naamwoordelijk deel van het gezegde: de noot is hard;
- als bijwoord: hij liep erg hard.
Het tegenwoordig deelwoord en
voltooid deelwoord kunnen
(in het Nederlands) als
bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt (in het Grieks kan alleen het
tegenwoordig deelwoord passief en het voltooid deelwoord als
bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt):
- de kokende olie;
- de gesloten deur.
Uit een bijvoeglijk naamwoord kunnen over het algemeen twee
andere bijvoeglijke naamwoorden worden afgeleid: de vergrotende trap
en de overtreffende trap.
Het bijvoeglijke naamwoord zelf wordt dan de stellende trap genoemd.
Het Grieks kent bovendien nog een absoluut overtreffende trap.
De vergrotende trap wordt gebruikt om aan te geven dat een
eigenschap in hogere mate aanwezig is bij het bijbehorende
zelfstandige naamwoord dan bij een zelfstandig naamwoord dat ermee
vergeleken wordt: dit kind is groter dan dat kind.
Het zelfstandig naamwoord waarmee vergeleken wordt, wordt
voorafgegaan door het (onderscheidende) voegwoord 'dan':
- hij is groter dan ik;
- hij is groter dan ik ben.
In het Grieks is het onderscheidende voegwoord:
από.
Het wordt gevolgd door de de 4e naamval.
Indien de vergrotende trap wordt gevolgd door een zwak
persoonlijk voornaamwoord, blijft από
achterwege en komt het zwakke persoonlijke voornaamwoord in de 2e
naamval.
η Μαρία είναι μεγαλύτερη από το Γιάννη. | Maria is groter dan Giannis. |
θα τον παντρευτώ κιας είναι τριάντα χρόνια μεγαλύτερός μου. | ik ga met hem trouwen ook al is hij 30 jaar ouder dan ik. |
δε θέλω τίποτ' άλλο παράνα κοιμηθώ. | ik wil niets anders dan slapen. |
Zie ook Vergelijkingen.
Zie ook Woordvolgorde.
Nationaliteitsaanduiding
In het Nederlands kan de nationaliteit van een persoon aangegeven
worden met behulp van een bijvoeglijk naamwoord.
In het Grieks wordt dan een zelfstandig naamwoord gebruikt.
η Ελληνίδα φοιτήτρια | de Griekse studente |
ο Ολλανδός ποιητής | de Nederlandse dichter |
Over het algemeen staat het bijvoeglijk naamwoord vóór het (zelfstandig) naamwoord waar het bijhoort.
Het kan er echter ook achter staan. Zie woordvolgorde.
Bijvoeglijke bepaling als bijvoeglijk naamwoord
In een aantal gevallen wordt een bijvoeglijke bepaling gebruikt waar een bjivoeglijk naamwoord meer vor de hand lijkt te liggen.
η σοκολάτα πολυτελείας | luxe chocolde |
πο πολίτες δεύτερης επιπέδου | tweederangs burgers |
Geslacht bijvoeglijk naamwoord
In een aantal gevallen komt het geslacht van een bijvoeglijke naamwoord niet overeen met het geslacht van het woord waar het bij hoort.